Gerrit Beijen en Cornelia Oskam
Van de drie zoons van Jan Thomas Beijen die nakomelingen hadden, was Gerrit Beijen (10.9) de jongste. Hij werd in 1783 geboren in Benschop en trouwde daar in 1810 met Cornelia Oskam uit Lopikerkapel. Over de relaties tussen de families Beijen en Oskam wordt meer gezegd op de pagina Relaties tussen de families Beijen en Oskam. Een kort artikel over een juridische strijd binnen de familie Oskam waar Cornelia bij betrokken was, is te downloaden via de pagina Artikelen.
Na hun huwelijk gingen Gerrit en Cornelia wonen op een boerderij aan de Zuidzijde in Bodegraven, die hij van zijn vader huurde. Op de pagina Beijen-boerderijen in Bodegraven wordt die boerderij aangeduid met F. Bij de verdeling van de erfenis van zijn vader in 1828 kreeg hij een grotere boerderij, dicht daarbij: D. Die boerderij kreeg later de naam Beijen-Zorg.
Gerrit en Cornelia kregen twaalf kinderen. De jongste twee kinderen overleden heel jong; de andere tien werden allen volwassen.
Gerrit overleed in 1837 op 53-jarige leeftijd. Niet lang daarvoor waren zijn kinderen Jannigje (11.14) en Jilles (11.16) getrouwd en naar elders verhuisd. Acht anderen, van wie de jongste nog maar zes jaar was, woonden nog thuis.
De latere jaren van Cornelia
Bij het overlijden van haar man was Cornelia Oskam 46 jaar. Zij zette het boerenbedrijf voort met hulp van haar drie oudste ongetrouwde zoons Jan Thomas (11.15), Willem (11.17) en Floris (11.18). De andere kinderen gingen in de loop van de tijd elders wonen.
Uit archiefstukken komt het beeld naar voren van een flinke, zakelijke vrouw. Een bijzondere bron van informatie zijn de gedichten die Cornelia's zoon Gerrit, aan wie de pagina Gerrit Beijen Gerritszoon en zijn gedichten gewijd is, placht te maken ter gelegenheid van Cornelia's verjaardag op 9 maart. Alle kinderen kwamen dan bij haar op bezoek. Zo schreef Gerrit in 1863 onder andere:
Deez dag, den negenden van Maart
Waar gij, mijn Moeder op verjaard
Van tienmaal zeven en twee jaren;
En op dien hoogen ouderdom,
Niet suf'rig zijt, niet mank, niet krom,
Moet ik mijn vreugde openbaren.
|
(....) En als wij niet meer hier vergaren
Op deze dag van U verjaren
Als gij zult rusten in het graf
Dan zullen w'U gemis bewenen
Maar moeten dank daarbij vereenen
Aan Hem, die ons zoo'n Moeder gaf. |
In 1864 was Cornelia ziek, maar ze herstelde weer, en in 1865 kon Gerrit dichten:
(....) Temeer daar wij gedurig vreezen
Het zal de laatste keer soms wezen
Want Moeder wordt toch oud en zwak.
|
Maar nu wij U daar thans aanschouwen
Als 't puikje van veel oude vrouwen
Nu zijn wij regt op ons gemak. |
Cornelia bleef daarna goed gezond en was alleen slechthorend. Pas op haar tachtigste, in 1871, droeg zij de formele leiding van de boerderij over aan haar zoons Jan Thomas, Willem en Floris en ging ze 'rentenieren'. In dat jaar schreef Gerrit onder andere:
En als men U eens goed beziet
Gelijkt gij lang zoo oud nog niet
Ge hebt naauwlijks grijze haren
Had gij wat beter U gehoor
Kon g'er voor even Zestig door
En gij telt Tachtig jaren.
|
Leeft Moeder geheel ongestoord
Dit jaar nu regt blijmoedig voort
Nu gij gaat rentenieren
Wij zullen U van tijd tot tijd
Bezoeken omdat 't U verblijd
En komen kermis vieren. |
Cornelia overleed in 1875 op 84-jarige leeftijd. De totale waarde van de nalatenschap was ruim 288.000 gulden. Dat komt overeen met zo'n 3 miljoen euro volgens de huidige waarde. De erfenis werd verdeeld tussen de zeven kinderen die nog in leven waren.
De kinderen van Gerrit en Cornelia
Hieronder volgt in het kort iets over de tien volwassen geworden kinderen van Gerrit Beijen en Cornelia Oskam. Opvallend is dat niet minder dan vijf van hun zoons ongetrouwd bleven.
Jannigje (11.14) (1811-1837) trouwde in 1836 met Johannes van den Berg. Ze overleed al negen maanden later, vermoedelijk in het kraambed.
Jan Thomas (11.15) (1813-1882) bleef samen met zijn broers Willem en Floris bij zijn moeder op de boerderij wonen. Hij was op latere leeftijd gemeenteraadslid van Bodegraven en voorzitter van het bestuur van de Zuidzijderpolder. In die laatste hoedanigheid verzette hij zich rond 1875 tevergeefs tegen de aanleg van de spoorlijn Leiden-Woerden die alle landerijen in de polder doorsneed. Hij bereikte echter wel dat er onder de spoorlijn door veetunneltjes werden aangelegd om te voorkomen dat de koeien over de spoorlijn gehaald en gebracht zouden moeten worden. Die tunneltjes zijn er nog steeds.
Jilles (11.16) (1815-1900) komt aan de orde op de pagina Jilles Beijen Gerritszoon en zijn nakomelingen.
Willem (11.17) (1816-1873) bleef met Jan Thomas en Floris op de ouderlijke boerderij wonen. Hij overleed eerder dan zijn moeder.
Floris (11.18) (1819-1901) was de langstlevende van de broers die op Beijen-Zorg woonden. Aan hem is een afzonderlijke pagina gewijd: Floris Beijen uit Bodegraven.
| | |
| | |
| | |
Links Annegje Voordouw-Beijen en rechts Marrigje van Dobben-Beijen in Bodegraafse klederdracht. |
| | |
Annegje (11.19) (1821-1894) trouwde in 1842 met Cornelis Voordouw. Zij woonden op een boerderij in Bodegraven en kregen een groot aantal kinderen, van wie er acht volwassen werden.
Pieter (11.20) (1823-1856) verhuisde in 1853 met zijn broer Gerrit en zijn toen nog ongetrouwde zuster Marrigje naar een boerderij bij Zwammerdam. Hij overleed enkele jaren later.
Gerrit (11.21) (1826-1884) was onder andere vanwege zijn talloze gedichten en zijn grafsteen een heel opmerkelijke man. Aan hem is de pagina Gerrit Beijen Gerritszoon en zijn gedichten gewijd.
Cornelis (11.22) (1828-1888) wordt besproken op de pagina Cornelis Beijen en zijn nakomelingen.
Marrigje (11.23) (1831-1883) trouwde in 1857 met Cornelis van Dobben. Zij woonden op een boerderij in Zwammerdam en hadden vier volwassen geworden kinderen.
Zoekt boer vrouw? |
Het is opvallend dat niet minder dan vijf van de zeven volwassen geworden zoons van Gerrit Beijen en Cornelia Oskam ongetrouwd bleven. Hetzelfde gold voor drie van de vier volwassen geworden zoons van Maarten Beijen en Maggeltje Boele van de vorige pagina. Natuurlijk hoeft niet iedere man belangstelling voor het huwelijk te hebben, maar deze huwelijksscore lijkt wel erg laag. Toch was deze situatie in de wat rijkere boerenfamilies in de negentiende eeuw niet ongewoon.
Een verklaring die soms genoemd wordt is dat alleen huwelijken met welgestelde boerendochters passend werden geacht. Als die in de omgeving niet beschikbaar waren, dan was het maar beter om helemaal niet te trouwen. Door een huwelijk met een arbeidersmeisje zou het familiekapitaal te veel verwateren. De drie zoons van Maarten en Gerrit Beijen die wel trouwden, Gerrit Maartenszoon (11.12), Jilles (11.16) en Cornelis (11.22), deden dat allemaal met een boerendochter. Omgekeerd gold voor de drie dochters van Maarten en de drie dochters van Gerrit die wel trouwden, dat steeds een boerenzoon de gelukkige was.
Een ingewijde in de boerenfamilies in Bodegraven en omgeving bestrijdt de genoemde verklaring. Zij wijst erop dat als het vooral om het bij elkaar houden van het geld was gegaan, de rijke boeren niet zulke grote gezinnen zouden hebben gehad. Dat is immers de ideale manier om je geld te laten verwateren. Ze noemt ook voorbeelden van huwelijken tussen een boer en een arbeidersmeisje. Ook bij de familie Beijen en de nazaten daarvan leefde het besef dat ze niet alleen op de wereld waren.
De waarheid is misschien genuanceerd. Kinderen uit een groot boerengezin waren zonder extra geld vaak niet in staat om een eigen boerderij te beginnen. Dan was een huwelijk met een meisje dat wat van huis meebracht wel belangrijk. Gerrit Beijen 'de rijmer', de hoofdpersoon van de pagina Gerrit Beijen Gerritszoon en zijn gedichten, liet in een late huwelijksadvertentie blijken dat het hem niet in de eerste plaats om het geld ging, maar dat het wel een punt van overweging was: "De vrouw die hij verlangt, moet wezen / Wil zij behalen d'eerste keur / Als zuivelmaakster uitgelezen / En zeer plezierig van humeur / En wel voorzien van geld en goed / Tot steun bij ramp en tegenspoed."
Hoe het ook zij: van het familiekapitaal van Jan Thomas Beijen en zijn kinderen was na een paar generaties bij de meeste nakomelingen niet bijzonder veel over. Dat is toe te schrijven aan het grote aantal kinderen van degenen die wel trouwden, maar ook aan andere omstandigheden zoals veeziekten en het waardeloos worden van Russische spoorwegobligaties. |
|