|
|
|
De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie
Jilles Beijen (1879-1954), een grote Bodegraver |
In april 2006 werd in Bodegraven de verkiezing van de grootste Bodegraver aller tijden georganiseerd. Een van de genomineerden was de kaashandelaar en verenigingsman Jilles Beijen.
Hij werd uiteindelijk niet gekozen, maar deze pagina laat zien dat hij door zijn talloze activiteiten wel van grote betekenis voor Bodegraven is geweest. Geen boer, maar kaashandelaarJilles Beijen (13.66) werd in 1879 in Bodegraven geboren. Hij was het oudste kind van Jan Thomas Beijen (12.44) (een achterkleinzoon van de naamgever van de tak Jan Thomas) en Aaltje Verburg. Na Jilles werden in het gezin nog twee kinderen geboren: in 1881 een dochter Annigje (13.67), die acht jaar later overleed, en in 1882 een zoon Arie (13.68).Jilles en Arie Beijen hadden er kennelijk geen trek in om in navolging van hun vader en veel andere familieleden boer te worden. Zij richtten in 1900, toen ze nog maar 21 en 18 jaar oud waren, de kaashandel Gebroeders Beijen op.
De Vereniging van KaashandelarenIn 1906 werd de "Vereeniging van Kaashandelaren te Bodegraven en Omstreken" opgericht. Jilles Beijen was al spoedig een van de meest vooraanstaande leden. Na enkele jaren werd hij bestuurslid, in 1923 werd hij tweede voorzitter en vanaf 1927 was hij voorzitter. Hij nam veel initiatieven. In 1931 organiseerde hij een beursdag in Bodegraven waarbij allerlei betrokkenen bij de boerenkaas zich manifesteerden, en hij kreeg ook voor elkaar dat koningin Wilhelmina en prinses Juliana zich in Bodegraven op de hoogte kwamen stellen van de kaasfabricage en de kaashandel. In het kader van de Nederlandse Vereniging van Kaashandelaren overlegde hij met de regering over de wettelijke eisen die aan kaas moesten worden gesteld en in de crisisjaren zocht hij mee naar een oplossing voor de deviezenproblemen die de export van kaas naar Duitsland in de weg stonden. In 1939 ging hij zelfs naar Amerika, waarschijnlijk om nieuwe exportmogelijkheden te verkennen.Aan het eind jaren van de dertig (de precieze datum is niet bekend) stopten Jilles en Arie Beijen met de kaashandel. In september 1940 kondigde Jilles zijn afscheid als voorzitter aan. Hij vond dat iemand die zelf handelaar was het roer moest overnemen. Als afscheidsgeschenk aan de leden van de vereniging stelde hij een gedenkboek samen over de kaashandel in Bodegraven van 1880 tot 1940. In zijn voorwoord zinspeelde hij op de inmiddels uitgebroken oorlog: Herinneringen ook aan bétere, aan onbezorgder tijden, waarin onze lach vrij kon opklinken of waarin het feestgedruisch ons omstuwde en mede-op-nam in de vreugde der nationale gemeenschap.
Politieke activiteitenJilles Beijen was ook actief in de plaatselijke politiek. In 1919 werd hij lid van de gemeenteraad. Omdat hij zich niet thuisvoelde bij de confessionele partijen die in Bodegraven sterk in de meerderheid waren, had hij zich aangesloten bij een plaatselijke groepering die bekendstond als Gemeentebelang of "de vrije lijst".Ondanks de minderheidspositie van zijn fractie werd hij twee keer,
Jilles bleef raadslid tot eind 1941, toen de Duitsers alle gemeenteraden afschaften. Na de oorlog stelde hij zich vanwege zijn slechter wordende gezondheid niet opnieuw kandidaat. Ook op bovenlokaal niveau ontplooide Jilles Beijen politieke activiteiten. Hij was lid van de Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond, een van de voorgangers van de VVD. Gedurende meer dan 30 jaar was hij secretaris van de statenkieskring Gouda en de rijkskieskring Leiden van de Vrijheidsbond. Hij was diverse keren kandidaat voor de provinciale staten. KerkJilles Beijen behoorde van huis uit tot de hervormde kerk, maar hij stond daarin duidelijk aan de vrijzinnige kant. In 1913 kwamen Jilles en enkele andere lidmaten in conflict met de kerkenraad naar aanleiding van een circulaire van de vereniging Volksonderwijs die zij hadden ondertekend. Daarin werd de hervormde diaconie ervan beschuldigd dat ouders die hun kinderen naar de openbare school stuurden, uitgesloten werden van ondersteuning door de diaconie. Volgens de kerkenraad was die beschuldiging uit de lucht gegrepen. Nadat Jilles en de anderen geweigerd hadden om te verschijnen in een vergadering van de kerkenraad, kregen zij een berisping wegens overtreding van het negende gebod (Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste). Het gebeurde zal de betrokkenheid van Jilles bij de kerk waarschijnlijk niet ten goede zijn gekomen.In 1929 ontstond er een nieuw conflict. Op een zondag zou bij wijze van uitzondering een vrijzinnige predikant in Bodegraven komen preken, maar de torenklok werd niet geluid. Jilles schreef een brief aan de kerkenraad met de vraag of dat soms te maken had met de richting van de predikant. De kerkenraad bevestigde dat, en schreef daarbij dat men het betreurde dat kerkelijke verordeningen het niet mogelijk maakten om de vrijzinnige prediking van de kansel te weren. Jilles gaf in 1930 de stoot tot de oprichting van een afdeling Bodegraven van de Vereniging van vrijzinnige hervormden. Zelf werd hij secretaris van de afdeling. OnderwijsJilles Beijen was een groot voorstander van openbaar onderwijs. Hij was oprichter van de Bodegraafse afdeling van de vereniging Volksonderwijs en later lid van het landelijk bestuur van die vereniging.Hij was ook bestuurslid van de in 1919 opgerichte neutrale HBS in Woerden, het tegenwoordige Minkema College. Die naam is ontleend aan de Woerdense notaris F.A. Minkema, de eerste voorzitter van het bestuur, die Jilles ook kende vanuit de Vrijheidsbond. CultuurJilles Beijen was al op jonge leeftijd werkend lid van de Bodegraafse rederijkerskamer H.K. Poot. Het werkend lidmaatschap betekende dat hij mee mocht doen aan het houden van voordrachten en het opvoeren van toneelstukken. Van die mogelijkheid maakte hij volop gebruik: vooral tussen 1910 en 1920 speelde hij talloze malen een belangrijke rol in stukken die door de rederijkerskamer werden opgevoerd. Daarnaast was hij bestuurslid en bibliothecaris van de rederijkerskamer. Later stimuleerde hij de oprichting van een bond van rederijkerskamers, waarvan hij zelf secretaris werd.In 1913 was Jilles Beijen mede-oprichter van de gemengde zangvereniging Zanglust (sinds 2013 Amici del Canto). Vanaf de oprichting tot 1935 was hij voorzitter van die vereniging. Hij was ook jarenlang voorzitter van de muziekvereniging Crescendo. Na zijn aftreden werd hij benoemd tot beschermheer. SportIn 1920 was Jilles Beijen mede-oprichter van de voetbalvereniging Bodegraven. Vervolgens was hij bijna 20 jaar voorzitter van de club. Hij was ook jarenlang voorzitter van de Goudse Voetbalbond.Op de foto hierboven uit 1926 staat Jilles Beijen links. In een artikel uit Kijk op Bodegraven-Reeuwijk (zie hierboven; klik op het plaatje om het artikel te lezen) staat "Pas onder de krachtige leiding van de bekende Bodegraver J. Beijen, die in 1922 de voorzittershamer overnam, kwam de club echt tot bloei". Toen de gemeente Bodegraven verbood om op zondag te voetballen, stelde Beijen grond van hemzelf beschikbaar voor een ander voetbalveld. Het lag vlak bij Bodegraven, maar door het vreemde verloop van de grens viel het onder de gemeente Zwammerdam. Daar mocht wel op zondag worden gespeeld. Jilles droeg er in de jaren dertig aan bij dat Bodegraven een echt zwembad kreeg ter vervanging van een primitieve zwemgelegenheid in de Oude Rijn. Op zijn aandringen verkocht zijn achterneef Bart Spruijt, een zoon van Elisabeth Spruijt-Beijen (12.46), een stuk grond aan de noordkant van de Rijn voor de bouw van het zwembad. Het toen gestichte zwembad bestaat in gemoderniseerde vorm nog steeds, op de plaats van de buitenbaden bij het zwembad De Kuil. Jilles was daarna bestuurslid van de Stichting Zwembad Bodegraven. Als raadslid had hij tevergeefs bezwaar gemaakt tegen het verbod op zwemmen op zondag en gemengd zwemmen. VolkshuisvestingJilles was in 1916 een van de oprichters en eerste bestuursleden van de Stichting Woningbouw Bodegraven en Omstreken. In 1920 werd hij secretaris van de stichting, en hij bleef dat tot 1943. De stichting had tot doel om goede maar goedkope huurwoningen te bouwen voor arbeiders. In 1920 en 1921 werden twee complexen van elk 18 woningen in Bodegraven gebouwd; daarna beperkte de stichting zich tot het beheren van die huizen.Andere functiesJilles Beijen was verder onder andere nog mede-oprichter (in 1914) en eerste directeur van de Coöperatieve Middenstands-Kredietbank, bestuurslid van het plaatselijke departement van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, penningmeester van de Nutsspaarbank en lid van de Kamer van Koophandel.Verder was hij vele jaren, van 1916 tot 1947, lid van de herensociëteit Concordia. Voorzover bekend was hij maar één jaar bestuurslid, maar hij was wel zo belangrijk geweest dat hij bij zijn afscheid tot erelid werd benoemd. Zijn broer Arie, die 18 jaar lang penningmeester was geweest, was in 1939 het eerste erelid van Concordia geworden. Bij het overlijden van Jilles werd vermeld dat hij zijn krachten had gewijd aan in totaal 29 organisaties. Een brief aan de burgemeesterIn 1943 schreef Jilles een brief aan burgemeester Vonk van Bodegraven. Hij bood daarin een aantal familiestukken aan voor het archief van de gemeente. In zijn brief noemde hij ook een aantal boerderijen van leden van de familie Beijen in Bodegraven. De brief is te lezen op de pagina Beijen-boerderijen in Bodegraven.TenslotteJilles Beijen bleef ongetrouwd. Zijn broer Arie trouwde in 1916 met de uit Oudewater afkomstige Gerardina van der Lee. Dat huwelijk bleef kinderloos. De twee broers woonden in een symmetrisch huis aan de Zuidzijde in Bodegraven: Jilles aan de ene kant van de gang, Arie en zijn vrouw aan de andere.Op latere leeftijd verhuisden Arie en zijn vrouw naar Scheveningen en werd Jilles opgenomen in een verpleeginrichting in Leidschendam. Hij overleed daar in 1954 op 74-jarige leeftijd.
|
De volgende pagina De voorpagina |
Het inhoudsoverzicht De bovenkant van de pagina |
Zoeken op deze website Reacties of vragen |