|
|
|
De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie
Jan Thomas Beijen Gerritszoon uit Bodegraven |
Jan Thomas Beijen (11.15) werd in 1813 geboren in Bodegraven. Hij was de oudste zoon van Gerrit Beijen en Cornelia Oskam, de hoofdpersonen van de vorige pagina. Hij werd, zoals gebruikelijk, vernoemd naar zijn grootvader van vaderskant. Na het overlijden van zijn vader in 1837 bleef Jan Thomas met zijn moeder en de meeste andere kinderen op de boerderij aan de Zuidzijde wonen. Na het overlijden van zijn moeder in 1875, bijna veertig jaar later dus, bleven alleen Jan Thomas en zijn broer Floris over, waarschijnlijk bijgestaan door knechts en dienstbodes. PolderbestuurderJan Thomas werd in 1871 gekozen tot voorzitter (ook wel schout genoemd) van het bestuur van de Zuidzijderpolder, de polder ten zuiden van de Rijn en ten oosten van de dorpskern van Bodegraven.In 1875 stichtte het polderbestuur een stoomgemaal naast de bestaande windmolen. Daardoor werd de afwatering van de polder veel betrouwbaarder. Nadat in 1880 de molen van de naastgelegen Boezempolder onklaar was geraakt, kon met de nieuwe molen ook de bemaling van die polder worden verzorgd. In 1881 werden de twee polders formeel samengevoegd. Jan Thomas werd voorzitter van het nieuwe bestuur. De aanleg van de spoorlijnRond 1870 werden er plannen gemaakt voor de aanleg van een spoorlijn van Leiden naar Woerden. Bij Woerden zou de lijn aansluiten op de bestaande spoorlijn naar Utrecht.Voor de aanleg van de lijn werd de Spoorweg-Maatschappij Leiden-Woerden opgericht. Die werkte samen met de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij. ![]() De spoorlijn zou alle landerijen in de polders ten zuiden van de Rijn doorsnijden. Zoals op het kaartje hierboven te zien is, hadden die landerijen allemaal een noord-zuid-oriëntatie. Voor de boeren was die doorsnijding erg nadelig. Niet alleen raakten ze een strook land kwijt, ze zouden ook niet meer veilig met hun koeien van de boerderij naar het land ten zuiden van de spoorlijn kunnen gaan. Voor de aanleg van de lijn was een onteigeningswet nodig. In een poging die wet tegen te houden schreef Jan Thomas Beijen mede namens een groot aantal andere boeren en grondbezitters in november 1875 een uitgebreide brief aan de Tweede Kamer. In de brief werd gezegd dat de bevolking van de Rijnstreek geen behoefte had aan een spoorweg omdat steden als Gouda, Leiden, Woerden, Haarlem, Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht goed bereikbaar waren per stoomboot. Verder werd benadrukt dat de welvaart van de streek sterk afhankelijk was van de boerenstand en dat veel 'best weiland' verloren zou gaan of in waarde achteruit zou gaan. Een extra argument was nog dat vonken van de locomotief zouden kunnen neerkomen op de Wierickerschans, waar buskruit was opgeslagen. De brief werd ondertekend door 84 grondbezitters en boeren. Daarbij waren zes leden van de familie Beijen: naast Jan Thomas waren dat zijn broers Jilles, Floris en Cornelis, zijn neef Willem (die als Byen tekende) en zijn achterneef Maarten. ![]() Hierboven staat het slot van een toezendbrief die Jan Thomas tegelijk met de uitgebreide brief aan de Tweede Kamer stuurde. Daarin schreef hij opnieuw over de gevolgen van de aantasting van de weilanden en verontschuldigde hij zich voor eventuele taalfouten en voor de slordige manier van ondertekenen door sommige medestanders. Hieronder de tekst (een verzoekschrift werd vroeger vaak 'adres' genoemd): Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal Aan U Mijne Heeren, Geve met de verschuldigden Eerbied te kennen, Jan Thomas Beyen Gerrit Zoon, Landbouwer, veehouder, zuivelbereider en Voorzitter van 't Bestuur der Zuidzijde Polder, wonende tusschen het Fort Wierickeschans en het dorp Bodegraven, Geboren in 1813 alhier. Dat ik als opsteller van bijgaand Adres, in den Boerenstand geboren en in dien stand werkzaam zijnde ben opgegroeid, en niet als Geleerde om Adressen te maken. Doch het belang dat ik stel in 't behoud van ongeveer 100 H.T. best weiland noopt mij hier toe; welke mijns bedunkens zoo onnoodig, voor de opbrengst van dit Edele Zuivel zal verloren gaan, terwijk de verwoesting van genoemde hectaren land door benadeeling van het overige wel op het drievoudige, dus op 300 H.T. kan worden geschat, immers bij de tegenwoordige behoefte aan best land zeer te bejammeren. Dus Mijne Heeren hierdoor opnieuw aandringende op de verwerping dar wet voor de bedoelde Onteigening, en tevens verzoekende de stel en taal fouten in 't genoemd Adres, en verder de wanorde door de onderteekenaren begaan te willen verschoonen;- De ondergeteekende 84 in getal zijn alle Landbouwers en voor omstreeks de helft ook mede Grondeigenaren, wonende tusschen Woerden en Zwammerdam, terwijl de Eigenaren van landerijen in deze streek die elders wonen, de gelegenheid niet is aangeboden. Uwe Vergadering Zeer Hoogachtende Dienaar J.T.Beyen Gz Bodegraven den 13 November 1875 Tegelijkertijd werd er door anderen een petitie met meer dan 350 handtekeningen naar de Kamer gestuurd waarin juist werd aangedrongen op een spoedige aanleg van de spoorlijn. De Tweede Kamer ging op 22 december 1875 zonder discussie akkoord met het wetsvoorstel. Vervolgens stuurde Jan Thomas een brief aan de Eerste Kamer waarin hij zijn teleurstelling uitte over het besluit van de Tweede Kamer en nogmaals argumenten opsomde tegen de spoorlijn, maar ook dat had geen effect. De Eerste Kamer nam de wet op 17 januari 1876 aan. Bij de uitwerking van de onteigeningswet bereikte Jan Thomas namens het polderbestuur wel dat er onder de spoorlijn door veetunneltjes werden aangelegd om te voorkomen dat de koeien over de spoorlijn gehaald en gebracht zouden moeten worden. Veel van die tunneltjes zijn er nog steeds. De spoorlijn werd in 1878 in gebruik genomen. In 1943 schreef Jan Thomas' achterneef, de kaashandelaar Jilles Beijen, in een brief aan de burgemeester van Bodegraven: Gezegd moet worden, dat de spoorlijn ten slotte ongetwyfeld de welvaart aan de Zuid-Zyde wel heeft bevorderd. GemeenteraadslidIn 1879 werd Jan Thomas gekozen tot lid van de gemeenteraad van Bodegraven na een herstemming tussen hem en een andere kandidaat.In 1881 besloot de raad tot de instelling van de succesvolle wekelijkse kaasmarkt in Bodegraven. In 1882 vroeg Beijen of kon worden bepaald dat de stoomtram in het dorp niet sneller dan stapvoets mocht rijden. De burgemeester vertelde in de volgende vergadering dat hij de directeur van de maatschappij had gevraagd om de tram in het dorp zo langzaam mogelijk te laten rijden. Hij had daarbij gezegd dat de raad anders ongetwijfeld een verordening in het leven zou roepen. De directeur had beloofd dat hij zijn personeel de nodige instructies zou geven. Overleden in 1882Jan Thomas overleed op 7 juli 1882, 69 jaar oud. Het overlijden was waarschijnlijk vrij onverwacht: tien dagen eerder was hij nog aanwezig in de gemeenteraad. Hieronder de overlijdensadvertentie:![]() In de Schoonhovensche Courant stond een bericht over zijn begrafenis: ![]() Na het overlijden van Jan Thomas was zijn broer Floris de enige eigenaar en bewoner van de ouderlijke boerderij. Meer over hem staat op de pagina Floris Beijen uit Bodegraven. Zijn broer Jilles, de hoofdpersoon van de pagina Jilles Beijen Gerritszoon en zijn nakomelingen, volgde hem op als voorzitter van het bestuur van de Zuidzijderpolder. |
De volgende pagina De voorpagina |
Het inhoudsoverzicht De bovenkant van de pagina |
Zoeken op deze website Contact |