De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Contact

De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie

Jilles Beijen Gerritszoon en zijn nakomelingen

Jilles Beijen en Annigje Oudshoorn

Jilles Beijen (11.16) werd in 1815 geboren in Bodegraven. Hij was de tweede zoon van Gerrit Beijen en Cornelia Oskam en was genoemd naar zijn grootvader van moederskant, Jelis Oskam.
In 1837 trouwde Jilles met de uit Nieuwkoop afkomstige Annigje Oudshoorn. Het echtpaar woonde bij de geboorte van hun eerste zoon Gerrit in 1838 in Nieuwkoop, maar verhuisde daarna naar de gemeente Bodegraven. Ze woonden daar aan de Weijpoort, tussen Bodegraven en Nieuwerbrug aan de zuidzijde van de Rijn.

In Bodegraven kregen Jilles en Annigje tien kinderen. Zes van hen, drie keer een Cornelis, twee Christina's en een Willemina, overleden allemaal binnen enkele maanden na de geboorte. Pas de vierde Cornelis en de tweede Willemina bleven in leven. In de geboorte- en overlijdensakten van zijn kinderen werd Jilles steeds aangeduid als winkelier, maar het is niet bekend wat hij verkocht.

In 1852 verhuisde Jilles met zijn gezin naar een boerderij in Lopik. Ook daar kregen Jilles en Annigje nog verschillende kinderen die binnen enkele maanden na hun geboorte overleden.
In 1853 deed zich een zo mogelijk nog triestere gebeurtenis voor: één dag voor zijn derde verjaardag werd een zoontje Jan Thomas (12.40) dichtbij het huis dood gevonden. In het overlijdensregister staat niets over de toedracht, maar waarschijnlijk is hij in een van de vele sloten in de omgeving gevallen en verdronken.
Van de in totaal vijftien kinderen die in het gezin werden geboren, werden er maar vier volwassen.

In 1862 verhuisden Jilles en Annigje terug naar Bodegraven. Jilles' moeder had de boerderij achter de Wierickerschans gekocht (boerderij L op het kaartje op de pagina Beijen-boerderijen in Bodegraven), en die kwam toen voor hen beschikbaar. Na het overlijden van zijn moeder kreeg Jilles de boerderij in eigendom. Later liet hij op het land achter de Wierickerschans nog twee boerderijen extra bouwen voor zijn kinderen.
Nadat zijn oudere broer Jan Thomas (11.15) in 1882 overleden was, volgde Jilles Beijen hem op als voorzitter van het bestuur van de Zuidzijderpolder.

Toen Jilles ouder werd, ging zijn gezondheid sterk achteruit. Hij droeg in 1894 de drie boerderijen over aan zijn zoons Cornelis (12.38) en Jan Thomas (12.44) en zijn schoonzoon Gerrit Rosenboom die getrouwd was met zijn dochter Willemina (12.39). Zijn oudste zoon Gerrit (12.31) had een boerderij in Harmelen.


In juni 1896 overleed Annigje op tachtigjarige leeftijd. Enkele maanden later werd Jilles officieel onder curatele gesteld. Zijn zoons Gerrit en Cornelis werden curator en toeziend curator.
Jilles verhuisde eerst naar de boerderij van Cornelis, die vlakbij woonde, en in februari 1897 naar Gerrit in Harmelen. Daar overleed hij in 1900, bijna 85 jaar oud.

De Beijen-nakomelingen van Jilles

Hieronder staat een stukje uit het schema van de tak Jan Thomas: Jilles met zijn Beijen-nakomelingen uit de generaties 12 tot en met 15. Voor de overzichtelijkheid zijn de jong overleden kinderen hier weggelaten. Dat waren er elf in generatie 12, vier in generatie 13 en zes in generatie 14.
De voorvaders van de huidige naamdragers Beijen zijn met grijs aangegeven, de anderen met wit. Het valt op dat alle latere Beijen-nakomelingen uit dit takje afstammen van Jilles' zoon Gerrit (12.31) en diens zoon Ruth (13.55).

Gerrit Beijen Jilleszoon

Gerrit (12.31), de oudste zoon van Jilles en Annigje, werd geboren in 1838. Hij trouwde in 1861 met Eigje Kool. Zij overleed daar in 1870, nog maar 34 jaar oud. Gerrit hertrouwde in 1871 met Dirkje van Dam. Hij was boer in Bodegraven, in Gerverskop (bij Harmelen), in Laagnieuwkoop (bij Kockengen) en ten slotte in Harmelen.
Zoals het schema hierboven laat zien, had Gerrit tien volwassen geworden kinderen: twee zoons, beiden uit zijn eerste huwelijk, en acht dochters, bijna allemaal uit zijn tweede huwelijk.
Gerrit overleed in 1916; zijn tweede vrouw Dirkje van Dam in 1918.


Hierboven staat een uitsnede van een foto die in 1899 werd gemaakt bij het huwelijk van Gerrits dochter Cornelia (13.59) met Cornelis Heemskerk Verzaal (Heemskerk was zijn tweede voornaam, ontleend aan de achternaam van zijn moeder). De bruid en de bruidegom zitten in het midden. Links van Cornelia zitten haar ouders Dirkje van Dam en Gerrit Beijen. Rechts van Cornelis zitten vermoedelijk zijn ouders. De namen van de andere bruiloftsgasten zijn niet bekend.

Ruth Beijen

Ruth Beijen (13.55), een zoon uit Gerrits eerste huwelijk, had zijn voornaam te danken aan zijn grootvader van moederskant, Ruth Kool.

De voornaam Ruth is vooral bekend als meisjesnaam, maar in het verleden kregen vooral in protestantse kringen ook jongens vaak de naam Ruth, misschien als een verkorte variant van Rutger. In 2017 hadden volgens de Nederlandse Voornamen Databank 390 mannen Ruth als eerste voornaam.

Ruth werd in 1864 in Bodegraven geboren en trouwde in 1887 met een andere Beijen: zijn uit Benschop afkomstige achter-achternicht Anna Hendrika Hermina Beijen die genoemd wordt op de pagina Pieter Beijen (1824-1878) en zijn nakomelingen. Volgens de familieoverlevering hadden ze elkaar op een bruiloft ontmoet. Omdat ze zulke verre verwanten waren, kenden ze elkaar waarschijnlijk daarvoor niet.
De meeste huidige leden van de subtak Gerrit stammen af van dit echtpaar Beijen-Beijen. Daardoor hebben ze ook een rechtstreekse relatie met de subtak Dirk.

Na hun huwelijk verhuisden Ruth en Anna naar het koffiehuis bij Haastrecht, waar een afzonderlijke pagina aan is gewijd.
De exploitatie van het koffiehuis ging waarschijnlijk niet zo goed. Na vijf jaar, in 1892, verhuisde Ruth Beijen met zijn gezin naar Gouda en daarna naar Alphen. Ruth was daar koetsier. In 1896 verhuisden Ruth en de zijnen naar Woerden. Hij was kastelein in een café op de Groenendaal. Ook daar hield Ruth dat beroep vijf jaar vol. In 1901 vertrok het gezin naar Kockengen en later naar De Bilt. Vanaf 1903 woonden ze in Utrecht, waar Ruth opnieuw als koetsier werkte.
Hij overleed in 1910 in Utrecht, 46 jaar oud. Zijn weduwe Anna Beijen bleef in Utrecht wonen en overleed in 1944. Zij werd 80 jaar.

De kinderen van Ruth Beijen

Ruth en Anna kregen tien kinderen, van wie er zes volwassen werden: vier zoons en twee dochters. Over enkelen van hen volgt hier iets meer. Opvallend is dat de vier zoons allemaal naar Soest verhuisden of daar in ieder geval een aantal jaren woonden.

  • Pieter Beijen (14.74) werd geboren in 1887 en trouwde in 1915 in Bergen (NH) met Berta Gijsberdina van Dinteren. Zij kregen één dochter. Pieter was chef-kok. Hij woonde met zijn gezin eerst een tijdlang in Utrecht en vanaf 1928 in Soest. Hij overleed in 1956, zijn vrouw in 1957.

  • Gerrit Beijen (14.75) werd geboren in 1889. Hij trouwde in 1915 met Maria van Bemmel. Zij kregen twee zoons en twee dochters.
    Gerrit werkte eerst als timmerman en slager in Utrecht, maar in 1928 verhuisde hij met zijn gezin naar Soest. Hij begon daar een eigen slagerij aan de Nieuweweg. Het werd geen succes, misschien mede door de crisistijd. Al na enkele maanden ging hij failliet. Gerrit en zijn gezin verhuisden daarna naar een klein boerderijtje op het Veenpad in Soest. Met de opbrengst daarvan konden zij net in hun behoeften voorzien.
    Gerrit overleed in 1971, zijn vrouw in 1972.


    Op de foto hierboven staat Gerrit naast zijn paard en wagen, waarmee hij schillen ophaalde voor zijn varkens.

  • Jilles Cornelis Beijen (14.77) werd geboren in 1891. Hij trouwde in 1919 met Johanna Clasina van Gessel. Zij kregen drie zoons en een dochter.
    Jilles was net als zijn broer Gerrit slager. In 1934 verhuisde het gezin vanuit Utrecht naar Soest, later gingen ze weer terug naar Utrecht ten slotte woonden ze in Vianen. Jilles overleed daar in 1975, zijn vrouw in 1983.

  • Floris Amel Beijen (14.79) werd geboren in 1894 en trouwde in 1922 met Wilhelmina van Dalen. Zij woonden in Utrecht en kregen één zoon.
    Nadat Floris eerst als slager en kantoorbediende had gewerkt, kwam hij in 1917 als arbeider en remmer in dienst bij de Staats-Spoorwegen. In 1925 werd hij afgekeurd en kreeg hij een klein invaliditeitspensioen. Daarna verhuisde hij met zijn gezin naar Soest, in de hoop dat hij daar als koopman en los arbeider wat bij zou kunnen verdienen. Het was echter geen vetpot.
    Floris woonde met zijn gezin op diverse adressen in Soest. Vanaf 1937 was dat in een klein boerenhuisje aan de Zoom, in de bossen aan de zuidkant van Soest. Ze hielden daar kippen en leefden verder van wat het bos aan wild opbracht.
    Floris overleed in 1973; zijn vrouw een jaar eerder. Aan hun zoon Floris junior is de pagina Floor Beijen uit Soest gewijd.


    In de nacht van 2 op 3 februari 1927 ontstond er brand in het huis van Floris Beijen aan de Schoutenkampweg in Soest. Floris was alleen thuis; zijn vrouw was met hun zoontje uit logeren. Het huis brandde helemaal uit en het huis van de buren liep grote brandschade op. Al spoedig rees de verdenking dat Floris de brand zelf had gesticht. Het was bijvoorbeeld opgevallen dat hij de inboedel voor een hoog bedrag had verzekerd, terwijl die bijna niets waard was.
    Floris werd in hechtenis genomen en daarna gedagvaard. Zijn moeder stuurde zonder succes een briefje aan de officier van justitie met het verzoek om de strafzaak, ter bescherming van de goede naam van de familie, met gesloten deuren te behandelen. Eind mei veroordeelde de rechtbank in Utrecht Floris op basis van belastende getuigenverklaringen tot anderhalf jaar gevangenisstraf.
    Zowel Floris als de officier van justitie ging tegen dat vonnis in hoger beroep. Het eind van het liedje was dat het gerechtshof in Amsterdam de gevangenisstraf verhoogde tot twee jaar.

    Jillis Beijen uit Willeskop

    Ruths broer Jillis Beijen (13.56) werd in 1865 in Bodegraven geboren. Hij bleef lang op de boerderij van zijn vader in Harmelen wonen.
    In 1902, toen hij al bijna 37 was, trouwde Jillis met de boerendochter Aletta Cornelia Kortenoever uit Willeskop bij Montfoort. Aletta had een achtjarige dochter Cornelia die bij hun huwelijk door Jillis werd erkend. Na hun huwelijk volgden er nog drie kinderen, van wie er twee jong overleden.


    Hierboven staat een deel van de trouwfoto. Het meisje tussen Jillis en Aletta is ongetwijfeld Cornelia. Naast Jillis zit zijn vader Gerrit Beijen. De namen van de andere aanwezigen zijn niet bekend.

    Rond 1910 liet Jillis een nieuwe boerderij bouwen, het huidige Willeskop 29 in Montfoort. Het is een van de mooiste boerderijen uit de streek, ook al wordt hij niet meer gebruikt voor het boerenbedrijf.
    Jillis was van 1924 tot 1927 en van 1935 tot 1941 lid van de gemeenteraad van Willeskop; van 1935 tot 1939 was hij tevens wethouder. Hij overleed in 1943.
    Mede doordat er alleen twee dochters van Jillis volwassen werden, zijn er geen nakomelingen van hem die nog de naam Beijen dragen.

    Cornelis Beijen Jilleszoon

    Cornelis Beijen (12.38) was de tweede volwassen geworden zoon van de bovenaan de pagina genoemde Jilles Beijen en Annigje Oudshoorn. Hij werd in 1847 geboren in Bodegraven. Cornelis was boer op een van de boerderijen achter de Wierickerschans in Bodegraven (boerderij K op het kaartje op de pagina Beijen-boerderijen in Bodegraven).
    Cornelis bleef ongetrouwd, maar volgens betrouwbare berichten was het een publiek geheim dat hij een dochter had bij de dienstbode Elizabeth Zuidam. Dat meisje werd geboren in 1891 en heette aanvankelijk Betje Zuidam. Elizabeth trouwde in 1892 met de veehouder Dirk Cornelis van der Vis. Hij erkende Betje, die dus voortaan Betje van der Vis heette.
    Toen Cornelis in 1923 overleed, werd zijn erfenis verdeeld over zijn zuster en de nakomelingen van zijn twee broers.

    Jan Thomas Beijen Jilleszoon en zijn nakomelingen

    Jan Thomas Beijen (12.44) (1856-1923) was de jongste volwassen geworden zoon van Jilles Beijen en Annigje Oudshoorn. Hij werd in 1856 in Lopik geboren. In 1878 trouwde hij met Aaltje Verburg, die afkomstig was uit Nieuwkoop. Jan Thomas en Aaltje kregen een dochter, die jong overleed, en twee zoons, die naar hun beide grootvaders Jilles en Arie werden genoemd.
    Jan Thomas had net als zijn broer Cornelis een boerderij achter de Wierickerschans in Bodegraven (boerderij L op het kaartje op de pagina Beijen-boerderijen in Bodegraven, die vroeger van zijn vader was geweest). Hij overleed in 1923 in een sanatorium in Zeist. Zijn vrouw was al in 1921 overleden.

    Een van zijn zoons, Jilles Beijen (13.66) (1879-1954), werd een zeer vooraanstaande figuur in Bodegraven. Hij wordt geportretteerd op de pagina Jilles Beijen (1879-1954), een grote Bodegraver.


  •    De volgende pagina

    De voorpagina
    Het inhoudsoverzicht

    De bovenkant van de pagina
    Zoeken op deze website

    Contact