De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Reacties of vragen

De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie

Greet Visser-Beijen

Op deze website wordt niet alleen aandacht besteed aan gebeurtenissen van lang geleden, maar ook aan mensen uit een recenter verleden. Een van die mensen is Greet Visser-Beijen (1918-2010).
Mijn tante Greet leefde hartelijk mee met haar familie, en natuurlijk in de eerste plaats met haar vele kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Maar ook daarbuiten had ze een brede belangstelling, bijvoorbeeld voor de familiegeschiedenis. Zij heeft mij gestimuleerd om te beginnen met het onderzoeken van de geschiedenis van de families Beijen.

In 2008 tekende Jantine Lammers uit Montfoort in een eigen uitgave de verhalen op die Greet Visser vertelde over haar leven. Hiernaast staat een kopie van de voorpagina van het boekje. Fragmenten daaruit staan hieronder in de gele kaders. Inkortingen daarin worden aangegeven met '(.....)'.

Afkomstig uit een boerengezin

Margaretha (Greet) Beijen (14.93) werd op 6 april 1918 geboren op een boerderij in de Zuider-Legmeerpolder in de gemeente Uithoorn. Zij was (als een jong gestorven dochtertje buiten beschouwing wordt gelaten) het vijfde van de zeven kinderen in het gezin van Cornelis Beijen (13.72) en Grietje van Egmond. Haar grootouders van vaderskant waren Gerrit Beijen (12.48) en Maria Helena Hoogeboom, die genoemd worden op de pagina Cornelis Beijen en zijn nakomelingen.

Toen Greet twee jaar was, verhuisde het gezin naar de boerderij Duifhuis aan de Houtdijk in de gemeente Kamerik. Over die boerderij gaat de pagina De boerderij Duifhuis bij Kamerik en Woerden.Greets grootmoeder Maria Helena Beijen-Hoogeboom, die sinds een aantal jaren weduwe was, trok bij hen in. Greet leerde veel van haar:
Mijn grootmoeder heeft ons eigenlijk opgevoed, omdat mijn moeder veel meewerkte op de boerderij. Opoe, want zo noemden wij haar, heeft ons veel goede dingen bijgebracht. Vroeger mankeerde het veel aan hygiëne, maar bij ons niet. Bij ons thuis was het erg schoon en ordelijk. Ze was een harde werkster. Alles wat ik aan zorg kreeg, kreeg ik van haar.
Ze was ook een wijze vrouw. Ze leerde me dat ik er niet met de pet naar moest gooien, maar mijn best moest doen. Ook leerde ze me te overleggen als iets niet in orde was. Veel van die opvoeding heb ik doorgegeven bij de opvoeding van mijn eigen kinderen. Ik ben zo blij dat ik door haar ben opgevoed.
Ik heb zoveel verhalen van haar gehoord en ik luisterde heel graag naar haar. Ook heb ik veel uitdrukkingen van haar overgenomen. Ik wilde toen al veel weten. Ze heeft een enorme impact op mijn leven gehad.
Ook nu wil ik graag weten hoe alles is gegaan. En waar namen vandaan komen. Ik ben nog steeds nieuwsgierig. Ik lees graag historische boeken, waar gebeurde verhalen.

In financieel opzicht ging het niet goed op de boerderij. Er waren problemen met veeziekten en de vader van Greet miste de zakelijke hardheid die nodig was om in de crisistijd het hoofd boven water te houden. In 1930 moest het gezin van de boerderij af:
We hadden allemaal boerderijen met gouden daken, zo zeiden ze toen: Het dak was van de bank. In de crisisjaren werden we boer-af, het gouden dak werd te zwaar. Er kwam bij ons boelhuis: de boerderij en alle spullen moesten verkocht worden. Ook bij de andere boeren kwam er boelhuis. Ik was toen 11 jaar en vond dat boelhuis wel een vrolijke boel. Ik moest op school maar zeggen dat we gingen rentenieren, want mijn ouders vonden het heel erg. Na het boelhuis gingen we in een klein huisje in Woerden wonen. Mijn vader had maar één nier. Maar hij had goede handen om te melken. Boeren hadden hem graag als melker. Dit was zittend werk en dat ging hem goed af.

Greet ging al op jonge leeftijd werken:
Volgens de wet moesten we 8 jaar naar school en daarom kon ik met 11 jaar van school af, ik heb na de lagere school nog 1 jaar ulo gedaan. Ik wilde wel werken want we waren arm, maar ik had ook graag doorgeleerd. Ik had wel graag meer van de Franse taal willen leren, dat klinkt altijd zo romantisch. Als ik een Frans liedje hoor, word ik zo geroerd. Ik kon altijd dingen goed opslaan in mijn hoofd, dus ik had wel goed kunnen studeren.
We gingen als kinderen allemaal jong uit werken. Geld dat we met werken bij andere boeren verdienden moesten we iedere week thuis afgeven. Als boerenmeisje ging je op een boerderij werken. "Kost gewonnen, veel gewonnen" was zo'n uitdrukking daarvoor: Lekker in de kost, dan kostte je thuis niks.

Verliefd en getrouwd

Toen Greet kennis maakte met Gijsbert Visser, was het meteen aan:
Ik leerde Gijsbert kennen toen ik 15 was, hij was 17 jaar. Ik kreeg van hem mijn eerste zoen en er is nooit een ander geweest die mij gezoend heeft. En daar ben ik trots op!
(.....)
Ik heb een heerlijke man gehad. We ontmoetten elkaar in Zegveld. Ik werkte daar op een boerderij. Gijsbert ging vaak fietsen met zijn vriend 's avonds, een vaste route. Dan kwam hij langs die boerderij. Ik stond dan in het boenhok en ik was een vrolijk mens, dus ik zong onder het werken. Ik had een soort band met hem. Zijn grootvader was ook van boerenkomaf en zij hadden ook boelhuis gehad. Ze waren ook boer-af, net als wij. Gijs had een oogje op me. De allereerste keer dat hij me thuisbracht zei ik tegen hem: "nu zijn we een hele tijd weggeweest, maar jij hebt nog geen drie woorden gezegd". En zo is het altijd gebleven. Ik was de prater. Ik zei wel eens nadat ik hele avond tegen hem had gepraat: "Nou Gijsbert, zeg jij nou eens wat". Dan zei hij: "Meissie, ik hoor je zo graag praten". Als hij dat zo zei dan was het voor mij helemaal goed. Maar ik heb het daarom wel een paar keer uitgemaakt in de verkeringstijd. Maar ik kon hem toch niet missen. Bij een huisje in Zegveld "Krek wak wou" stonden we aan zo'n landhek uren te zoenen.
(.....)
Ik trouwde toen ik 20 jaar was. Ik moest trouwen, dat was voor die tijd een schande. Mijn moeder vond het een schande, mijn vader niet. Maar mijn vader had niet veel in te brengen. Wat ik in die tijd zo oneerlijk vond, is dat ik ook in mijn verkeringstijd mijn geld iedere zaterdag moest inleveren. Zo kwam er van al die kinderen veel geld binnen. Maar ik kon helemaal niet sparen op die manier tijdens mijn verkeringstijd. En ik moest bedelen voor nieuwe schoenen als ze versleten waren. Ik vond dit zo oneerlijk van mijn moeder, en ik kwam ertegen in opstand. Ik had er ook discussies over met mijn vader. Maar hij zei dat hij met haar getrouwd was en daarom achter haar moest blijven staan. Ik heb me toen al voorgenomen dat mijn kinderen niet voor mij hoefden te werken. Ik heb eerlijkheid ook altijd erg hoog staan, ook in de opvoeding van mijn kinderen.
Binnen ons gezin waar ik opgroeide was ik degene die in opstand kwam en het vuurtje aanwakkerde bij mijn broers en zussen. Nee, ik kon niet zo goed overweg met mijn moeder.
Misschien kwam het wel dat ik zo veel las, dat ik daardoor zo stellig was en in opstand kwam, maar het zat ook wel in m'n genen denk ik. Ik was heel vrijmoedig. Ik zei op verjaardagen hardop mijn mening. Ik praatte teveel vond mijn familie. Ik lachte te hard zei mijn oudste zus. Ik was vrolijk en uitbundig en mijn zussen voorzichtig en bescheiden. Dat zorgde wel voor wrijving. Ook vond mijn oudste zus dat ik moest wachten op een boerenzoon. Ze vond Gijsbert maar niks voor mij, omdat hij maar een arbeider was. Maar ik trok me er niets van aan, ik vond hem wel bij mij passen. Ja, ik was eigenlijk wel een heel eigenwijs grietje.

De eerste jaren waren moeilijk:
Ons eerste huisje stond in Rietveld, tussen Woerden en Nieuwerbrug. Ons buurtschapje heette "de Strooitas", omdat in de buurt stro verkocht werd. Het was een rijtje van 3 huisjes. Ik weet nog dat er een wet kwam, waardoor het verplicht werd dat ieder huisje een eigen wc kreeg. Daarvoor moesten meerdere huisjes met één wc doen. De huur van het huisje was 1 gulden per week. Mijn man was boerenknecht. Hij verdiende in die tijd maar 6 gulden per week. Het schuurtje waar het toilet/de plee in stond huurden we voor een kwartje per week. Ik was in verwachting en moest er 's nachts vaak uit. Door het donker naar de plee, ik was toch bang!
Mijn man ging later voor een andere boer werken. Die zorgde voor een huisje in Bodegraven. Er was geen elektriciteit. Hier werd in 1939 ons eerste kindje geboren. Ik weet nog goed dat ik naar het zuigelingenbureau ging met hem, dat was een van de eerste in die tijd. Dokter Bloem, een vrouwelijke arts, zei tegen mij over mijn zoon Henk: "Wat is hij buitengewoon mooi". En mooi, dat is hij nog steeds. Ik heb allemaal mooie kinderen, mijn man was dan ook heel mooi, vandaar.
Na de geboorte van mijn derde kind kwam er kinderbijslag. Dat had Drees, die toen in de regering zat, ingesteld. Die kinderbijslag had ik heel hard nodig om rond te komen. We hadden het arm, maar ik zorgde ervoor dat mijn kinderen er altijd goed uitzagen. Het was voor mij een erekwestie dat mijn kinderen er altijd goed bijliepen. Ik was een rode vrouw, ik was voor Drees, voor de partij van de arbeiders. Dat was wat voor die tijd, zo'n rode vrouw.
Mijn man was jaren bij de firma Koetsier, dat was een grasdrogerij. Later ging hij werken in de wegenbouw. Hij was goed in het aanleggen van de leidingen voor water en elektriciteit. Tot zijn 62e heeft hij in de wegenbouw gewerkt, toen ging het bedrijf failliet.
Ook mijn oudste zoon had dat inzicht. Hij was jaren onderhoudsman. Hij was al 40 toen hij trouwde en had toen al een eigen huis. Helaas is hij door een medische fout invalide geworden en zit hij in een rolstoel.

Greets doortastende manier van optreden blijkt uit het volgende fragment:
Ik vond dat mijn man lid moest worden van de bond. Ik heb hem lid gemaakt van de FNV toen hij bij de wegenbouw ging werken. Bij de boeren had hij het lef niet om meer loon te vragen. Hij vond het maar niks: "het kost alleen maar geld", zei hij. Hij had het er niet zo op om zijn stem te laten horen, het zou toch niet helpen, dacht hij. Maar ik maakte hem dus toch lid. Omdat ik het belangrijk vond dat hij bij een vereniging hoorde die zich inspande voor de gezamenlijke belangen van de leden. Toen waren er echt geen onterechte stakingen, zoals nu. In die tijd werkte mijn man hele lange dagen van 4 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds. En als je dan eens een vrije dag wilde, moest je zelf een vervanger regelen en die uit eigen zak betalen, zo onrechtvaardig vond ik dat. Daar ging ik voor ijveren bij de bond. Ik ben maar één keer naar zo'n bijeenkomst geweest. Er zaten van die schreeuwwijven en dat was niets voor mij. Ik ging daar niet meer naar toe, maar bleef wel lid.
Ik vond dat je in vrede moest overleggen over gezamenlijke moeilijkheden! Dat had ik van opoe geleerd. Maar ik wilde ook niet naar de CNV, want die C van christelijk paste niet bij mij.

Acht kinderen

Greet en Gijsbert kregen acht kinderen: Henk, Margreet, Coby, Kees, Rina, Gijs, Jef en Saskia. Zeven van hen staan op de foto hieronder uit december 1963; alleen Coby ontbreekt.

Greet over haar kinderen:
Toen ik 6 kinderen had gekregen was ik 32 jaar. Ik vond het eigenlijk genoeg en ging daarom naar de dokter voor de pil. Die was toen net op de markt. Maar hij gaf me niets. Ik zei tegen hem: "U heeft 3 kinderen, en u bent er ook mee gestopt". Hij zei alleen dat ik de dagen moest tellen. Maar dat deed ik allang, maar dat had niet geholpen, want ik was zo ontzettend vruchtbaar! Op mijn 41e kreeg ik mijn achtste kind. Mijn oudste zoon Henk en mijn jongste dochter Saskia schelen 21 jaar. Ik ben natuurlijk blij met al mijn kinderen. De reden dat ik niet zo veel kinderen wilde, is dat ik ze graag de kans wilde geven om een goed leven op te bouwen, door te studeren. Dat kon niet als je arm was, en vroeger was je arm. Ik vond het ook erg dat mijn dochter die wel op de HBS zat, zich bezwaard voelde dat ze studeerde terwijl het thuis zo druk was. Ik had ze graag allemaal de kans gegeven.
Als ik achteraf terugkijk, zijn ze gelukkig allemaal goed terecht gekomen. Ik heb ze meegegeven dat ze zich moesten inzetten om zich te ontplooien en dat hebben ze allemaal gedaan. Niet afwachten, want je krijgt niet zo maar iets, je moet er zelf voor gaan en je best doen. De mogelijkheden die je geboden worden gebruiken. Ik heb altijd gezegd: "Het maakt niet uit wat je wil worden. Zoek wel werk dat bij je past en waar je je goed bij voelt, dat moet je nastreven!". En daar hebben mijn man en ik ook met de kinderen veel over gepraat.

Geloof

Greet had haar eigen gedachten over het geloof:
Ik ben niet gelovig. Ik vond het al heel vroeg een ongeloofwaardig verhaal. Mijn grootmoeder stuurde ons wel naar de kerk, zelf ging ze niet en we moesten wel bidden voor het eten. "Ben je niet zalig, dan zijn jullie van de vloer", zeiden ze toen. Ik ging naar de Evangelisch Lutherse kerk in de Jan de Bakkerstraat in Woerden. Een prachtig kerkje. Op zich wel een genot om in het kerkje te zitten. Later kwam er een vrouwelijke dominee, mevrouw Hammerse, een heerlijk mens waar ik goed mee kon praten. Zij probeerde wel een antwoord te geven op mijn vragen. Want ik wilde ook van haar weten waarom zij zo dacht en voelde. Ik wilde weten waar het geloof op stoelde. Later, toen we ergens werkten bij de boeren, moesten we zondagsochtends op de kinderen passen en 's avonds naar de kerk. Dus ik vroeg van alles aan de dominee, maar ik kreeg nooit antwoord. Ik werd er ongeduldig van. Dominees en priesters, ze houden allemaal een slag om de arm. Het is alleen maar geloof, maar weinig waarheid. Ik ben Vrij Zinnig. Eigenlijk zeggen deze woorden precies wat het inhoudt: vrij en met begrip, zinvol. Het is voor mij een soort levensovertuiging. Zonder dat ik gelovig ben. En wat in de Bijbel staat vind ik ook heel interessant. Er staat heel veel in wat je in het dagelijks leven kan gebruiken. Ik vind dat er in de tien geboden wijze levenslessen zitten. Met name voor je naaste zorgen zoals je voor jezelf zorgt, spreekt mij aan. (.....) Mijn buurvrouw, dat is mijn naaste. Zo zie ik dat. En als je nog op oudere leeftijd iets nuttigs kan doen door iets voor een ander te betekenen, dan is dat toch een voorrecht.

Samen veel meegemaakt

Na jaren in kleine oude arbeidershuisjes in Rietveld en Bodegraven konden Greet en Gijsbert rond 1955 een nieuwbouwwoning huren aan de Gloeiende Spijker bij Nieuwerbrug. Later kregen ze nog meer ruimte toen ze verhuisden naar een oude boerderij aan de Zegveldse Uitweg bij Woerden.
Over haar relatie met haar man zei Greet:
We hebben veel meegemaakt, wat wil je met 8 kinderen. Maar we zijn er ook samen doorgekomen. En we voelden elkaar zo goed aan. We waren heel verschillend, maar toch echt zo ontzettend samen. Juist omdat we zo verschillend waren, hij de stille en ik de prater, degene die het voortouw nam, ging het zo goed.
Tegen iedereen zou ik willen zeggen: Probeer te leven en je liefde voor anderen uit te dragen. En vergeet vooral niet, nee nooit, het te laten weten en te laten merken. Je kunt alle dagen wel een keer boos zijn, of teleurgesteld in een ander. Maar vergeet niet dat je hem of haar koos uit liefde en die liefde moet je vasthouden. En je moet zelf warmte geven die alle dagen nodig is.
De eerste twintig jaar dat je samen bent denk je nog steeds dat er iets is dat verbeteren moet aan die man. De volgende twintig jaar merk je onderhand en weet je dat hij goed is, zoals hij is. En dan de laatste tien jaar dat we samen waren, wisten we allebei dat het goed was zoals het was. Een Visser en een Beijen, wat een wereld van verschil. En toch bleef de liefde. Want het was juist het samenspel van vissen en bijen!

Toch kwam er een afscheid:
Mijn man was bijna 70 jaar toen hij ernstig ziek werd, longkanker. Hij wilde alleen door mij, zijn eigen Greetje, verzorgd worden. Hij is zeven maanden ziek geweest. Ik had in die tijd een gebroken heup en knie gehad en liep al met de rollator. Ik had een emmer water om hem te wassen op de rollator, en kreeg die emmer met moeite op de opkamer, zo'n kamer met een paar trapjes omhoog. (.....)
Maar ik ben zo blij dat ik het kon doen. Want ik wist precies wat hij voelde en hoe hij het wilde hebben. Meer dan 50 jaren waren we al samen en wij waren echt zo samen, we voelden elkaar zo goed aan. Ik heb die laatste nacht naast hem gelegen, en tegen hem gepraat. Want hij vond het zo heerlijk als ik tegen hem praatte. Ik heb zijn koude voeten met mijn voeten gewarmd, zoals hij daarvoor mijn voeten verwarmde. Zo met zijn tweeën in dat bed is hij heel rustig ingeslapen. We hadden van te voren afgesproken dat we de kinderen er niet bij wilden hebben, want dat zou te moeilijk zijn. Ik ben zo dankbaar dat ik zo tot het laatst voor hem kon zorgen, en dat hij zo samen met mij rustig is ingeslapen. Daarna heb ik de huisarts gebeld. (.....)
Ik had veel verdriet na het overlijden van mijn man. Ik had het moeilijk, en ik had misschien toen geen zin meer in het leven. Ik had geen zin meer in verjaardagen. Op stille zondagen gingen mijn gednchten heel veel uit naar mijn Gijs.
Maar toch ben ik heel blij tot de dag van vandaag dat ik er nog ben. Ik ben zo blij dat dat koppie nog goed werkt, dat ik me alles nog zo kan herinneren. En dat ik aan het gevoel dat ik bij de herinneringen heb, nog woorden kan geven. Dat is een groot voorrecht, dat je je zo kan uiten, want dat is niet iedereen gegeven. Daarom ben ik zo blij dat ik toch nog zoveel jaar erbij gekregen heb.

Naar Montfoort

In januari 1998 verhuisde Greet van de boerderij aan de Zegveldse Uitweg, die in de winter wel erg koud was, naar een comfortabel appartement in het woonzorgcentrum Antoniushof in Montfoort. Ze had het daar erg naar haar zin:
Ik krijg de hulp die ik nodig heb. Wat ik niet nodig heb, hoef ik ook niet. Ik heb nog echt die zelfredzaamheid. En dat weten de zusters hier. Ik heb nog nooit op dat knopje gedrukt voor hulp. En als ik dan eens daarop zou drukken, weet ik zeker dat ze direct komen. Gewoon omdat ze weten dat ik echt hulp nodig heb. En diegene die de rollator heeft uitgevonden, die heeft wel een lintje verdiend. Dat ding is mijn redding geweest. (.....)
Ik ben nu 90 jaar. Ik ben een tevreden mens. Ik zou het niet erg vinden als het morgen voorbij is. Ik ben er klaar voor. Ik voel me hierbij heel rustig. Als ik ga, hoop ik dat ik zo inslaap en dat ze me vinden met mijn ogen dicht. Ik wil de kinderen er niet bij hebben. Net als mijn man zou ik dat veel te moeilijk vinden. En de zusters weten dat hier. En mijn kinderen weten dat ook. Ik kan ook heel open over de dood praten met de kinderen.

Ik vind het ook nog heerlijk om hier te zijn in mijn huisje en te lezen in mooie boeken. Boeken die echt ergens over gaan. Ik woon hier nu sinds 11 jaar. Ik vond het gelijk al fijn. Geen muizen meer en geen kou. Ik vond het hier gewoon een luxe.
Ik ga eigenlijk niet meer naar anderen, wel naar de open tafel hier voor de maaltijd. En om een kaartje te leggen. Maar ik ga niet meer naar verjaardagen van de kinderen. Mijn kinderen komen nu maar naar mij. Omdat ik doof ben, kan ik het niet horen als er meer dan 1 persoon met mij in gesprek is. Daarom komen ze hier om de beurt. (.....)
Ik ben graag hier of in het hoekje naast mijn kamer in de hal. Ik heb het zelf gezellig gemaakt met stoeltjes. Twee keer in de week klaverjas ik nog, dat doe ik al zo lang. Verder kom ik niet zoveel van mijn kamer. Maar ik heb het hier wel prima hoor. Ik ben blij dat ik hier ben. Ik zit hier vooral graag te lezen. Het is toch prachtig dat ik nog zoveel kan lezen. Ook daarmee voel me heel rijk en tevreden. Daar ken ik nog een mooi gedichtje over, zo heb ik het leven geleefd:
Tevreden zijn dat is een gunst
Tevreden blijven is een kunst
Tevreden worden een groot geluk
Tevreden blijven een meesterstuk

Greet Visser-Beijen overleed op 2 mei 2010 in het Hofpoortziekenhuis in Woerden. Zij was 92 jaar.

   De volgende pagina

De voorpagina
Het inhoudsoverzicht

De bovenkant van de pagina
Zoeken op deze website

Reacties of vragen