|
|
|
De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie
Floris Beijen uit Bodegraven |
Floris Beijen (11.18) werd in 1819 geboren in Bodegraven. Hij was een zoon van Gerrit Beijen en Cornelia Oskam, de stamouders van de subtak Gerrit.
Voorzover we kunnen nagaan, verliep het grootste deel van Floris' leven onopvallend: hij bleef ongetrouwd en bleef tot zijn dood op de ouderlijke boerderij wonen. Pas aan het eind van zijn lange leven (hij werd 82 jaar) gebeurden er een paar bijzondere dingen. Bij zijn moeder en zijn broersOp de pagina Gerrit Beijen, Cornelia Oskam en hun kinderen werd al vermeld dat de vader van Floris in 1837 overleed. Floris was toen 18 jaar. Zijn moeder, Cornelia Beijen-Oskam, bleef met acht kinderen achter op de boerderij Beijen-Zorg (D op de pagina Beijen-boerderijen in Bodegraven). Nadat vijf van hen in de loop van de tijd elders waren gaan wonen, bleven er drie ongetrouwde zoons over. Naast Floris waren dat zijn iets oudere broers Jan Thomas (11.15) en Willem (11.17).Cornelia overleed in 1875 op 84-jarige leeftijd. Twee jaar eerder was haar zoon Willem al overleden. Na Cornelia's dood werd haar nalatenschap en die van haar man verdeeld over de zeven kinderen die nog in leven waren. Het ging om drie boerderijen en veel obligaties en andere bezittingen. Jan Thomas en Floris, die nu samen achterbleven, erfden ieder de helft van de boerderij Beijen-Zorg. In 1882 overleed ook Jan Thomas. Zijn nalatenschap werd verdeeld over zijn vier broers en twee zusters. Floris kreeg nu de hele boerderij Beijen-Zorg in eigendom. Het was een flinke boerderij met meer dan vijftig koeien, en hij had daarom, zoals in die tijd gebruikelijk was, altijd hulp van de nodige knechten en dienstboden. Een opzienbarende diefstalIn 1896 werd er bij Floris ingebroken. De inmiddels 77-jarige boer was op vrijdagavond 18 december omstreeks acht uur naar bed gegaan. Toen hij de volgende ochtend wakker werd, merkte hij dat er een secretaire was opengebroken en dat daar geld uit verdwenen was. Belangrijker was dat ook de ijzeren kist in de kelder waar hij zijn waardepapieren in bewaarde was opengemaakt. Alle obligaties van Floris, afkomstig uit Nederland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Portugal, Rusland en Amerika, waren gestolen. Ze hadden een totale waarde van bijna 40.000 gulden, overeenkomend met honderdduizenden hedendaagse euro's.Hiernaast staat een bericht uit het Utrechtsch Nieuwsblad van 22 december 1896. Vermoed werd dat de inbraak gepleegd was door iemand die bekend was met de situatie, misschien een voormalig personeelslid. Het lukte echter aanvankelijk niet om de zaak op te helderen en de obligaties terug te vinden. Bijna twee jaar later werd de dader alsnog opgepakt. In Rotterdam meldde iemand aan de politie dat een zekere Pieter Boulogne, een bakker uit Capelle aan den IJssel die eerder in Bodegraven had gewoond, effecten probeerde te verkopen. Dat was opvallend omdat hij niet bekend stond als een vermogend man. De politie stuurde iemand op Boulogne af die zogenaamd belangstelling had, en daarna bleek dat het om obligaties ging die gestolen waren van Floris Beijen. Boulogne werd opgepakt en verklaarde dat Jacobus Codee, een boerenknecht uit Bodegraven die vroeger bij Floris Beijen had gewerkt, de obligaties aan hem had gegeven om ze te verkopen. Daarop werd Codee gearresteerd en naar Rotterdam overgebracht. Uiteindelijk bekende Codee dat hij de stukken had gestolen. Hij had een deel aan Boulogne gegeven en de rest ingemetseld in een niet meer gebruikt privaat in zijn huis. De politie vond die obligaties daar inderdaad terug. Vrijwel al het gestolene kwam daarmee weer boven water. De Nieuwe Rotterdamsche Courant berichtte op 17 en 18 augustus 1898 als eerste over de oplossing van de diefstal. Het was groot landelijk nieuws: bijna alle kranten, van de Leeuwarder Courant tot de Zierikzeesche Nieuwsbode en zelfs het Bataviaasch Nieuwsblad, namen het bericht van de NRC over.
en hieronder een uitgebreider stuk uit de krant van vijf dagen later:
Op 1 november 1898 vond in Utrecht de strafzitting tegen Codee en Boulogne plaats. Floris Beijen was daar als getuige bij aanwezig. Twee weken later werd Codee veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens diefstal en Boulogne tot twee jaar wegens heling. Het bericht hiernaast uit het Utrechtsch Nieuwsblad van 8 maart 1899 laat een minder prettige kant van Floris zien. De nalatenschap van Floris en de verkoop van de boerderijFloris Beijen overleed op 20 september 1901. Zijn erfgenamen waren negentien neven en nichten: kinderen van zijn broers en zusters. Floris had één neef uitgesloten als erfgenaam: Gerrit Beijen Corneliszoon (12.48). In een aanvullend testament kende Floris later aan Gerrit nog wel een legaat van 5000 gulden toe, waarmee die uiteindelijk nauwelijks slechter af was dan de anderen.In een ander aanvullend testament bepaalde Floris dat de boerderij Beijen-Zorg na zijn dood niet openbaar mocht worden verkocht, maar moest worden overgenomen door een van de erfgenamen. Kennelijk had geen van de neven en nichten daar voldoende geld voor. Er werd een constructie gekozen waarmee die bepaling werd omzeild: de boerderij werd formeel gekocht door de oudste neef Gerrit Beijen Jilleszoon (12.31), die hem een maand later alsnog openbaar verkocht aan een niet-familielid. Deze gang van zaken trok kennelijk ook buiten de familie de aandacht. Gerrit voelde zich geroepen om zich in een ingezonden stuk te verdedigen. Daarmee overtuigde hij niet iedereen: er volgde een uitgebreide reactie van een zekere W. van Dam C.J.zoon uit Bodegraven die betoogde dat het mogelijk zou zijn geweest om de boerderij in percelen aan familieleden te verkopen. De Floris BeijenstichtingFloris had in zijn testament bepaald dat een legaat van 3000 gulden moest worden ingelegd in het Grootboek der Nationale Schuld. De rente moest worden gebruikt om jaarlijks op 6 maart (Floris' verjaardag) een extra uitkering te kunnen doen in het weeshuis van de hervormde gemeente in Bodegraven. Het legaat werd beheerd door een notaris uit het Gelderse Hengelo, maar toen die in 1930 overleed zonder een opvolger aan te wijzen, was het onduidelijk hoe het verder moest. In 1932 werd toen door enkele leden van de hervormde diaconie de Floris Beijenstichting opgericht om daarin het geld onder te brengen. Voorzover bekend is de stichting nooit opgeheven. Vermoedelijk is het kapitaal van de stichting rond 1960 door de diaconie gebruikt voor haar bijdrage aan het bejaardenhuis Vijverhof. |
De volgende pagina De voorpagina |
Het inhoudsoverzicht De bovenkant van de pagina |
Zoeken op deze website Reacties of vragen |