|
|
|
De tak Johan Franco van de IJsselsteinse familie
Bernardus P.A. Beijen en zijn gezin |
Bernardus Paulus Arnout Beijen (9.4) werd op 30 juni 1780 gedoopt in IJsselstein. Hij was een zoon van Johan Franco Beijen II, die afwisselend schepen en burgemeester van IJsselstein was, en Elizabeth Charlotta Elikink. Zijn grootmoeder van moederskant Elizabeth Elikink-van Esch was volgens het doopboek meter (doopgetuige), maar zij werd vervangen door haar achttienjarige kleindochter Arnolda Catharina ter Bruggen.
Bernardus gebruikte later vaak Elikink, de achternaam van zijn moeder, als vierde voornaam, en hij ondertekende dan ook doorgaans als B.P.A.E. Beijen. Hij was de jongste in een gezin met drie kinderen. Zijn broer Johan Franco III en zijn zus Bernarda Agatha waren respectievelijk zeven en zes jaar ouder. Een ander zusje, Arnolda Catharina, was op 1-jarige leeftijd overleden. Johan Franco II, de vader van het gezin, overleed toen Bernardus acht jaar oud was. Minder geslaagd dan zijn broerBernardus' broer Johan Franco III trad in veel opzichten in de voetsporen van zijn vader. Johan Franco studeerde aan de universiteit en werd al op jonge leeftijd lid van het stadsbestuur en burgemeester. Gezien het milieu waarin hij opgroeide zal Bernardus waarschijnlijk wel de Latijnse school in IJsselstein hebben bezocht, maar hij ging niet naar de universiteit en bekleedde geen vooraanstaande functies.In enkele notariële akten uit 1812 werd Bernardus aangeduid als drogist, maar in akten uit 1814 werd hij vermeld als 'zonder beroep'. Het is niet bekend waar hij als drogist gewerkt heeft. Een akte uit 1815 wijst erop dat hij in het verleden had deelgenomen aan een waarschijnlijk mislukte "affaire van drogereijen en verfwaren" in Amsterdam, samen met een zekere Hillebrink. Met moeder, broer en zus in de BenschopperstraatBernardus bleef lang ongetrouwd. Hij woonde met zijn moeder, het groeiende gezin van zijn broer en zijn ongetrouwde zuster in het ouderlijk huis, het huidige Benschopperstraat 25 in IJsselstein.De onderlinge relaties waren goed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een hartelijk klinkend gedicht dat Bernardus in 1800 schreef ter gelegenheid van het huwelijk van Johan Franco en Marie J.F. Trip.
Het blijkt ook uit het feit dat Johan Franco en zijn vrouw in 1809 een van hun zoontjes de voornamen Bernardus Paulus Arnoud Elikink gaven, en dat ze Bernardus toen vroegen als doopgetuige. In april 1812 overleed Bernardus' moeder. Enkele maanden daarna werd er een inventaris van de nalatenschap van haar en haar man gemaakt. Die omvatte naast de inboedel en diverse huizen in IJsselstein ook grote hoeveelheden landerijen in Benschop en andere plaatsen. Een groot deel van de onroerende zaken werd in 1814 openbaar verkocht. De opbrengst kwam toe aan de drie erfgenamen. Getrouwd in Utrecht met Antonia BoolandtIn november 1814 kwam er een eind aan het samenwonen van Bernardus met zijn broer en zuster. Hij trouwde in Utrecht met de 23-jarige Antonia Boolandt en ging vervolgens ook in Utrecht wonen. Er was een groot verschil tussen bruid en bruidegom, niet alleen in leeftijd (ze scheelden elf jaar), maar vooral ook in maatschappelijke achtergrond: Antonia's vader was kuiper en zijzelf kon haar naam niet schrijven.Geen van de familieleden van Bernardus was aanwezig bij de huwelijksvoltrekking. Dat kan te maken hebben gehad met het standsverschil, en misschien ook met het feit dat het huwelijk, zoals hierna blijkt, een 'moetje' was. 'Zwarigheden' met zijn broer en zusterIn augustus 1815 maakten Johan Franco, Bernarda Agatha en Bernardus afspraken over de inboedel van het ouderlijk huis in de Benschopperstraat. In een notariële akte werd vastgelegd dat ze na het overlijden van hun ouders een gemeenschappelijke boedel hadden behouden, maar dat er nu redenen waren om de samenwoning niet langer voort te zetten. Er werd gewag gemaakt van 'zwarigheden' tussen Johan Franco III en Bernarda Agatha enerzijds en Bernardus anderzijds. Overeengekomen werd dat Bernardus, naast wat hij al had gekregen uit de inboedel, van de andere twee nog 600 gulden extra zou krijgen. Hij verklaarde daar genoegen mee te nemen. De onroerende zaken die niet waren verkocht bleven gezamenlijk eigendom.Drie kinderenIn februari 1815, nog geen drie maanden na hun huwelijk, kregen Bernardus en Antonia een dochter Elisabeth Charlotta Bernarda (10.15). Ze woonden in de Zalestraat, de huidige Zadelstraat midden in Utrecht. Bernardus was volgens de geboorteakte 'buiten beroep'. De voornamen van het meisje kwamen rechtstreeks uit de familie van de vader.Elisabeth trouwde in 1837 met Hendrikes Johannis Doornenberg, leidekker en later loodgieter (die zijn naam zelf als Doornberg schreef). Ze kregen drie kinderen. Elisabeth overleed in 1849, haar man in 1863. In februari 1820 kregen Bernardus en Antonia een zoon Willem Frederik (10.16). Ze woonden toen bij de Weerdpoort en Bernardus was toen winkelier. Willem Frederik ging toen hij 16 was als scheepsjongen naar Nederlands-Indië. Hij werd daar matroos. Na een veroordeling overleed hij in 1846 in een fort waar hij was opgesloten. In februari 1826 kregen Bernardus en Antonia opnieuw een zoon: Paulus Anthonie (10.17). Ze woonden toen in de Lange Smeesteeg, en Bernardus was weer 'buiten beroep'. Dit kind overleed al na negen maanden, in november 1826. Het gezin woonde volgens het overlijdensregister toen in de Lange Nieuwstraat, en Bernardus werd als schrijver aangeduid. Bernardus: overleden in een armenwoningBernardus overleed in maart 1838, 57 jaar oud. Hij en Antonia woonden toen samen met hun dochter Elisabeth en hun schoonzoon H.J. Doornenberg in een van de 'vrijwoningen' van de Fundatie van Maria van Pallaes aan de Agnietenstraat in Utrecht. Die woningen waren in 1651 in opdracht van een rijke weduwe gesticht voor de huisvesting van arme mensen.Het huis waar Bernardus en Antonia woonden werd destijds aangeduid als wijk A nummer 779. Het heeft nu het adres Agnietenstraat 28. Op de foto is het het tweede huis na het Fundatiehuis op de hoek. Uit de memorie van successie, die ondertekend werd door Bernardus' dochter Elisabeth, blijkt dat hij inderdaad geen noemenswaardige bezittingen had. In de bovengenoemde inschrijvingen in de burgerlijke stand worden veel verschillende adressen genoemd. Dat wijst erop dat hij waarschijnlijk nooit een eigen huis in Utrecht heeft gehad. Na het overlijden van zijn moeder in 1812 kreeg Bernardus een forse erfenis. Het is onduidelijk hoe het komt dat hij er financieel zo sterk op achteruit is gegaan. Antonia: ondersteund door de diaconieNa het overlijden van haar man woonde Antonia met haar dochter en schoonzoon en hun kinderen in het kleine huis aan de Agnietenstraat. Nadat eerst haar dochter en later haar schoonzoon was overleden en de kleinkinderen uit huis waren gegaan, woonde Antonia er alleen.Vanaf 1853 kreeg zij ondersteuning van de hervormde diaconie. In een rapport staat dat ze als breister werkte, maar een slecht gezichtsvermogen had. In 1875 kwam het echtpaar Laurens Jans(s)en en Alida Jacoba van der Lingen bij haar in het huis wonen. Hun namen staan samen met die van Antonia op een van de lijsten ter ondersteuning van het volkspetitionnement van 1878. Antonia overleed in juli 1880, 89 jaar oud. Zij had haar man 42 jaar overleefd. |
De volgende pagina De voorpagina |
Het inhoudsoverzicht De bovenkant van de pagina |
Zoeken op deze website Reacties of vragen |