Venia aetatis
Toen de op de vorige pagina genoemde Pieter Beijen in 1659 overleed, waren zijn zoons Arnoldus (4.9), Pieter (4.13), Johannes (4.14) en Jacobus (4.16) respectievelijk 19, 14, 13 en 10 jaar. Ze werden in lijn met de familietraditie allemaal koopman. Pieter overleed echter al rond 1665.
Om zelf handel te kunnen drijven, moest een jongeman destijds 25 jaar zijn. Omdat Arnoldus, Johannes en Jacobus zo spoedig mogelijk zelfstandig wilden worden, dienden ze in respectievelijk 1660, 1667 en 1671 een verzoek in bij de Staten van Holland om "venia aetatis", ontheffing van de leeftijdsgrens. In de verzoeken werd de ervaring genoemd die ze al hadden opgedaan. Arnoldus was bijvoorbeeld al twee keer namens zijn vader op zakenreis geweest naar "Londen in Engelant" en Johannes en Jacobus waren jarenlang in de leer geweest bij gerenommeerde kooplieden in Amsterdam. De ontheffingen werden zonder problemen verleend. Hieronder is een deel van het verzoek van Arnoldus afgebeeld.
Arnoldus Beijen
Arnoldus, die geboren was in 1640, trouwde in 1663 in Dordrecht met Rachel Agricola.
Dordrecht en Tajavan |
Op 13 mei 1663 werd de ondertrouw van Arnoldus en Rachel ingeschreven in Dordrecht:
"Arnoldus Beijen, coopman, j.m. van Dordrecht, wonende op de Nieuwe Haven, met Rachel Agricola, j.d. van Tajavan, wonende in de Kannekopersbuyrt. Sijn alhier getrout den 29en meij 1663."
De afkortingen j.m. en j.d. zijn bekend. Ze staan voor 'jonge man' en 'jonge dochter': een man en een vrouw die nog niet eerder getrouwd waren geweest.
Het was echter de vraag waar Tajavan lag. Later bleek dat daarmee een plaats werd bedoeld op Formosa, het huidige Taiwan. Rachel was de dochter van Carolus Agricola, een ziekentrooster (een soort lekepredikant) die in dienst was van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Hij werd in 1636 als zendeling naar Formosa gestuurd. Daar werd onder andere zijn dochter Rachel geboren. Na het overlijden van Agricola ging zijn weduwe Christina IJsbrants met hun twee kinderen terug naar Nederland.
Naar aanleiding hiervan heb ik een stukje geschreven voor de Historische Scheurkalender 2010. Zie de voorkant en de achterkant van het kalenderblaadje van 7 februari.
|
In 1668 verhuisden Arnoldus en Rachel naar Rotterdam, waar Arnoldus net als in Dordrecht als wijnkoper optrad.
Arnoldus en Rachel kregen vijf kinderen, van wie waarschijnlijk alleen hun dochter Christina (5.6) volwassen werd. Omdat Christina geen kinderen kreeg, was zij de laatste nakomeling van Arnoldus.
De families Beijen en Maes |
Er was een nauwe relatie tussen de Dordtse families Beijen en Maes. Dat had vooral te maken met de in 1631 geboren koopman Abraham Maes die onder andere eigenaar was van een zeepziederij.
Abraham was een oudere broer van de bekende schilder Nicolaes Maes (Dordrecht 1634 - Amsterdam 1693). Het onderstaande straattafereeltje van Nicolaes Maes laat op de achtergrond een van de Dordtse stadspoorten zien.
Abraham Maes trouwde in 1655 met Anna Pisset, een dochter van Jan Pisset en Maria Beijen (3.6). Hij werd daardoor een aangetrouwde neef van de op deze pagina genoemde broers Arnoldus, Johannes en Jacobus Beijen. Na het overlijden van hun vader Pieter Beijen in 1659 trad hij op als een van hun voogden. Hij was ook voogd over de kinderen van Pieters dochter Susanneken Beijen (4.3), die getrouwd was met Johannes van der Sprangh en in 1660 in Haarlem overleed.
Ook in latere jaren bleef Abraham Maes nauw betrokken bij de familie Beijen. Zo was hij na het overlijden van het echtpaar Evert Kelderman en Geertruij Beijen (4.5) in 1673 samen met Jacobus Beijen voogd over de acht minderjarige kinderen Kelderman.
In 1688 werd de familieband versterkt: na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwde Johannes Beijen met Ida Maes, een dochter van Abraham Maes en Anna Pisset. |
Johannes Beijen
Johannes, geboren in 1646, woonde een aantal jaren in het Duitse Bacharach, een centrum van de wijnhandel. Later keerde hij terug naar Dordrecht. Hij was daar onder andere een van de hoofdlieden van de broederschap van de brandewijnstokers.
Johannes was twee keer getrouwd. Van zijn eerste vrouw is alleen de voornaam bekend uit een Duitse doopakte uit 1669: Gertrud of Geertruy. Jaren later, in 1688, hertrouwde Johannes met Ida Maes (zie het kader). Johannes overleed in 1706.
Uit zijn eerste huwelijk had Johannes een zoon Peter (5.7), die in 1669 in Bacharach was geboren. Peter studeerde theologie in Utrecht. Hij werd beroepen als predikant in Koudekerk bij Leiden, maar hij overleed in februari 1692, vlak voordat hij zijn ambt zou aanvaarden, in Dordrecht.
Uit zijn tweede huwelijk had Johannes twee dochters: Johanna Maria (5.8) en Ida (5.9), die geboren waren in 1694 en 1696. De meisjes bleven als wees achter nadat Johannes in 1706 en zijn tweede vrouw in 1709 was overleden. Johannes had zijn jongste broer Jacobus als voogd aangesteld. De meisjes hoefden in materieel opzicht weinig te kort te komen, want de nalatenschap van hun ouders was aanzienlijk. Ze trouwden beiden met een Rotterdamse koopman, maar kregen geen kinderen. Ida overleed een jaar na haar huwelijk en de echtgenoot van Johanna Maria vertrok zonder zijn vrouw naar de kolonie Berbice in het huidige Guyana en keerde niet terug.
Jacobus Beijen
Jacobus, de jongste van de drie broers, was geboren in 1649. Hij trouwde in 1671 met Agnita de Ruijter, die ook in Dordrecht geboren was.
De vader van Agnita, Willem de Ruijter, had in 1669 een trasmolen laten bouwen aan de Veerdam van Papendrecht. De molen, die hiernaast is afgebeeld op een gravure van J.C. Bendorp (collectie Erfgoedcentrum DiEP, Dordrecht), is tot 1889 blijven staan. In de molen werd tufsteen vermalen tot een grondstof voor metselspecie. Na het overlijden van Willem de Ruijter schonk zijn weduwe de molen in 1675 aan haar schoonzoon Jacobus Beijen. Hij zette de exploitatie voort en importeerde ook grote hoeveelheden tufsteen uit Duitsland. Omdat de Dordtse kooplieden een monopolie hadden op de tufsteenhandel met Duitsland, was het bedrijf van Jacobus zeer winstgevend.
Jacobus en Agnita kregen zeven kinderen, van wie er veel jong overleden. Agnita stierf eind 1688. Een half jaar later hertrouwde Jacobus met de in IJsselstein wonende Christina Rutgers. Uit dit tweede huwelijk werd één kind geboren, dat jong overleed.
Twee zoons van Jacobus, Pieter (5.13) en Jacobus junior (5.16), vertrokken naar respectievelijk Oost- en West-Indië en kwamen niet meer terug.
Toen Jacobus Beijen eind 1719 of begin 1720 overleed, was er daardoor nog maar één nakomeling van hem over: de in 1674 geboren Willem (5.11). Over deze Willem gaat het hierna.
Willem Beijen en Mechteld van Meerland
Willem zette de trashandel van zijn vader voort. Daarnaast was ook commandeur ter zee bij de marine. Waarschijnlijk heeft hij als marineman alleen incidenteel dienst gedaan.
Opvallender dan zijn werkzaamheden was zijn huwelijk: hij trouwde op latere leeftijd (hij was al 45) met Mechteld van Meerland, de weduwe van Johan Beijen uit de tak Johan Franco van de IJsselsteinse familie. Hoe vreemd het ook lijkt, het was geheel toevallig dat Willem dezelfde achternaam had als Mechtelds eerste man en dat Willem en Johan beiden commandeur ter zee waren. Hoogstwaarschijnlijk waren Willem en Mechteld met elkaar in contact gekomen via de tweede echtgenotes van hun vaders: Christina Rutgers, de tweede vrouw van Jacobus Beijen, was de zuster van Johanna Rutgers, de tweede vrouw van Franco van Meerland.
Willem overleed in 1740. Uit zijn huwelijk met Mechteld waren geen kinderen geboren. Omdat ook alle andere vertegenwoordigers van generatie 5 van de Dordtse familie kinderloos bleven, stierf die familie hier uit.
De nalatenschap van Willem Beijen was zeer aanzienlijk. Het grootste deel daarvan liet hij na aan vier vrienden, allemaal vooraanstaande inwoners van Dordrecht. De molen in Papendrecht werd toebedeeld aan een van hen, de Dordtse notaris Huijbert van Wetten.
|