De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Contact

De tak Johan Franco van de IJsselsteinse familie

Johan Beijen en Mechteld van Meerland

Marineofficier

Johannes Beijen, die vrijwel altijd Johan of Jan werd genoemd, was een van de zoons uit het vierde huwelijk van de IJsselsteinse chirurgijn en schepen Dirck Beijen. Hij werd geboren in 1672.
Op de pagina over de nakomelingen van Dirck Gijsbertszoon Beijen staat hij vermeld als de verbindende schakel tussen de oudste generaties en de tak Johan Franco. Hij wordt daarom zowel genoemd op het schema van de oudste generaties (bij 6.21) als op het schema van de tak Johan Franco (in generatie 6).

Over Johans jeugd is niets bekend. Uit latere stukken blijkt dat hij een opleiding tot marineofficier heeft gehad. Omdat IJsselstein geen relaties met de zee had, lag dat voor een jongen uit IJsselstein niet direct voor de hand. Waarschijnlijk was Johan geïnspireerd door zijn oom Pieter van Laren, een broer van zijn moeder, die kapitein was bij de Admiraliteit van Amsterdam. Die admiraliteit was een van de zelfstandige eenheden waar de Nederlandse marine vroeger uit bestond.

Mechteld en haar vader Franco van Meerland

In of kort voor 1704, toen Johan al bijna 32 was, raakte hij op vrijersvoeten met Mechteld van Meerland, de dochter van de IJsselsteinse burgemeester Franco van Meerland.
Franco van Meerland behoorde tot een van de belangrijkste regentenfamilies van IJsselstein. Tijdens zijn lange leven (hij werd 92 jaar) vervulde hij bijna 50 jaar publieke functies in het stadsbestuur van IJsselstein, waarvan ruim dertig jaar die van burgemeester. Hij zat ook een aantal jaren in het bestuur van het hoogheemraadschap van de Lekdijk Benedendams en in de kerkenraad, en bovendien was hij bijzonder rijk.
Mechteld was zijn enige dochter. Het is daarom aannemelijk dat veel jongemannen uit IJsselstein en omgeving belangstelling voor haar hadden.

Mechtelds trouwbelofte

In maart 1704 gebeurde er iets bijzonders. Johan en Mechteld hadden afgesproken om te trouwen, maar Johan had als luitenant een zeereis voor de boeg. Kennelijk was hij bang dat Mechteld tijdens zijn afwezigheid haar trouwbelofte zou verbreken en met iemand anders zou trouwen.
Voordat hij vertrok ging Johan naar een notaris in Utrecht, waarschijnlijk zonder dat Mechteld het wist. Hij gaf daar een machtiging aan een kennis, Arnoldus van Alphen, om in de gaten te houden of alles wel goed ging. Als Mechteld onverhoopt tijdens Johans afwezigheid met iemand anders in ondertrouw zou gaan, moest Van Alphen daar namens Johan bezwaar tegen aantekenen:

.... soo wast dat hij Comp[aran]t (omme het selve te beletten) bij desen verclaerde te constitueren ende machtich te maecken Sr Arnoldus van Alphen borger binnen Utrecht ten fine omme soo haest den voorn[oemde] geconstitueerde ter ooren mochte comen, dat de opgemelte Jo[ffrouw]e Meerlant haer aen een ander mochte hebben geobligeert, daermede ten huwelijcken staet willende treden, ende ten dien eijnde gebooden quamen aen te doen teeckenen, de voors[eide] gebooden in sijns Comparants naeme ende sijnent wegen naer Coustume locail te stuijten ende op te houden ende daerinne procederen naer rechtsbehooren ten eijnde 't selve niet en werde geeffectueert.

Bezwaren van Franco van Meerland

Arnoldus van Alphen hoefde de machtiging niet te gebruiken. Toen Johan terugkwam van zijn zeereis, wilde Mechteld nog steeds met hem trouwen.
Daarmee waren de problemen echter niet voorbij. Franco van Meerland, wiens eerste vrouw (de moeder van Mechteld) was overleden, had bezwaren tegen het huwelijk van zijn dochter met Johan Beijen. Ook al was Mechteld meerderjarig, de IJsselsteinse kerkenraad kon volgens het destijds in IJsselstein geldende recht niet overgaan tot de inschrijving van de ondertrouw als de ouders van een van de partijen daar bezwaar tegen maakten.

Het Echtreglement van Zijne Hoogheid
In 1686 vaardigde Prins Willem III voor zijn graafschappen Buren en Leerdam en zijn baronie IJsselstein een reglement uit over zaken die te maken hadden met het huwelijk. De inhoud van dat "Echt-Reglement van Syne Hoogheydt" kwam bijna helemaal overeen met de regels die ook elders golden. De beide graafschappen en de baronie IJsselstein stonden echter formeel los van de rest van Nederland en de voorschriften moesten daarom door de eigen soevereine vorst worden afgekondigd.
Volgens het reglement moest de ondertrouw plaatsvinden voor de plaatselijke magistraat of de gereformeerde kerkenraad. Er was altijd toestemming nodig van de ouders of van de langstlevende ouder, ook als de bruidegom en de bruid beiden meerderjarig waren. Voor mannen lag de meerderjarigheidsgrens op 25 jaar, voor vrouwen op 20.
Artikel 46 van het reglement bepaalde dat als bij meerderjarigen de toestemming van de ouders ontbrak, de magistraat of de kerkenraad de ouders moest ontbieden. Als ze dan niet verschenen, moest dat worden opgevat als een bewijs van instemming. Als de ouders wel kwamen, dan moest de zaak in der minne of met een uitspraak de plano (zonder gerechtelijke procedure) worden afgedaan. Daar waren de betrokkenen dan aan gebonden, al hadden ze nog wel de mogelijkheid om daartegen in beroep te gaan.

Op 6 maart 1705 vond er een bijzondere vergadering van de kerkenraad plaats, waarin Johan verzocht om toch in te stemmen met de ondertrouw:

Is op sijn versoek binnengestaan Jan Beijen, Luijtenant ter zee versoekende om met Juffr. Megtelt van Meerland in ondertrouw opgenomen te worden, gevende voor reden waarom hij dese extraordinare bijeenkomste versocht hadde, omdat hij geen consent van de Vader den Borgem[eeste]r Meerland tot noch toe had konnen bekomen.

Het pikante was dat Franco van Meerland op dat moment zelf lid van de kerkenraad was. De andere kerkenraadsleden vonden echter kennelijk dat ze de zaak zo objectief mogelijk moesten beoordelen. Na het vertrek van Johan werd Van Meerland gehoord, "gevende verscheide redenen aan dese vergadering waarom hij niet konde accordeeren in het huwelijk van sijne dochter." Wat die redenen waren, werd niet in de notulen vermeld. Waarschijnlijk vond hij Johan Beijen geen passende partij voor zijn dochter.
De kerkenraad probeerde toen, conform artikel 46 van het Echtreglement, om tot een minnelijke oplossing te komen: ook als Van Meerland niet kon instemmen met het huwelijk, zou hij zich er misschien niet actief tegen hoeven te verzetten. Die pogingen hadden geen succes. Van Meerland vertrok uit de vergadering omdat hij nog dingen op het stadhuis moest doen. Hij liet weten dat hij zich niet verder over deze zaak wilde uitlaten voordat hij overlegd had met zijn naaste familieleden.
Daarna werd Johan Beijen weer binnengeroepen. De kerkenraad zei dat zijn verzoek voorlopig niet kon worden ingewilligd, maar dat als hij dit ernstig verzocht, de kerkenraad bereid was om een delegatie naar Van Meerland te sturen om de zaak verder te bespreken. Van dat aanbod maakte Johan graag gebruik. De kerkenraad wees vervolgens de beide predikanten en een van de ouderlingen aan als lid van de delegatie.
De geschiedenis herhaalt zich
Er zijn opvallende parallellen met de discussie in de IJsselsteinse kerkenraad in 1670, toen Dirck Beijen en Cornelia van Laren, de ouders van Johan, wilden trouwen. Dat verhaal staat op de pagina Dirck Gijsbertszoon Beijen en zijn vrouwen.
In beide gevallen had de vader van de aanstaande bruid ernstige bezwaren. Beide keren was die vader een goede bekende van de kerkenraad: in 1670 was het een predikant, in 1705 een burgemeester die zelf ouderling was.
In beide gevallen probeerde de kerkenraad een goed woordje voor het aanstaande bruidspaar te doen, en beide keren liet de boze vader uiteindelijk weten dat zijn bezwaren overeind bleven, maar dat hij zich niet langer actief tegen het huwelijk zou verzetten.
Een verschil is dat Dirck en Cornelia uiteindelijk kozen voor een niet-kerkelijke ondertrouw, terwijl de ondertrouw van Johan en Mechteld wel in de kerk werd afgekondigd.
Later op de dag vond het gesprek plaats bij de burgemeester thuis. Uiteindelijk gaf Van Meerland de afgevaardigden een schriftelijke verklaring mee waarin stond dat hij nog steeds geenszins instemde met het huwelijk, maar dat hij vanwege de aanhoudende aandrang van de kerkenraad en omdat zijn dochter meerderjarig was, geen moeite zou doen om het te beletten. Hij beëindigde zijn briefje met: "Ik geve het aan haar selve over omdat de geheele saacke niet alleen buijten mijn weeten (........) maar selfs in weerwil van mij is gedaan, en sij als een ontaarde en ongehoorsame dochter na verscheide craftige en serieuse vermaninge, en deugdelijke presentatie, soo door mij als wel specialijk door haar aangetrouwde moeder en noch anderen aan haar gedaan, uijt haar vaders huijs moetwillig is uijtgegaan, soo dat ik geen relatie met haar meer pretendeere te hebben."

De volgende dag besloot de kerkenraad om, na "zeer serieuse bestraffingen en ernstige vermaningen" aan het bruidspaar, de ondertrouw alsnog in te schrijven.

Getrouwd in Blauwkapel
Het huwelijk van Johan en Mechteld is niet in IJsselstein voltrokken. Lange tijd was niet bekend waar ze dan wel getrouwd zijn. Bert Onclin uit Baarn vond het antwoord: ze zijn op 22 maart 1705, vijftien dagen na de ondertrouw, getrouwd in de kerk van Blauwkapel bij Utrecht.
Een heel willekeurige keus was dat niet: toen Franco van Meerland in 1695 na het overlijden van Mechtelds moeder voor de tweede keer trouwde, was dat ook in de kerk van Blauwkapel. Mechteld zal daar als vijftienjarig meisje wel bij geweest zijn. Ze kende die kerk dus al, en ook de predikant Johannes van Rodenburg die van 1685 tot 1733 in Blauwkapel heeft gediend.

Een vroeg einde van het huwelijk

Johan en Mechteld gingen in Edam wonen, een van de stemhebbende steden in de Admiraliteit van Amsterdam. Johans oom Pieter van Laren woonde daar ook.
In april 1706 werd in Edam hun eerste en enige kind gedoopt, Johan Franco (7.1). Hij werd in het doopregister ingeschreven als "Jan vrancko", maar die schrijfwijze werd later nooit meer gebruikt. Zijn tweede voornaam was uiteraard ontleend aan de vader van Mechteld, met wie ze nog iets goed te maken hadden.

Johan maakte voorspoedig promotie bij de marine: in 1708 werd hij bevorderd tot commandeur (een luitenant met een zelfstandig commando) en in 1710 kreeg hij het oorlogsschip Ooststellingwerf met 250 bemanningsleden onder zijn hoede.
Aan zijn carrière kwam plotseling een einde toen hij in januari 1712 op 39-jarige leeftijd overleed. Hij werd in Edam begraven. Mechteld, die 32 was, en Johan Franco, die bijna zes was, bleven in Edam achter.

Het tweede huwelijk van Mechteld

In 1720 gingen Mechteld en haar zoontje in Dordrecht wonen, waar Mechteld hertrouwde met Willem Beijen (5.11). Dat Willem dezelfde achternaam had als Mechtelds eerste man was geheel toevallig: hij behoorde tot de nu uitgestorven Dordtse familie Beijen. Ook puur toevallig was dat Willem net als Johan commandeur ter zee was.
Mechteld, die al veertig was toen zij hertrouwde, kreeg uit haar tweede huwelijk geen kinderen. Zij overleed in 1734.
Haar zoon Johan Franco was een paar jaar voor het overlijden van zijn moeder getrouwd en naar IJsselstein verhuisd. Hij is de hoofdpersoon van de volgende pagina.

   De volgende pagina

De voorpagina
Het inhoudsoverzicht

De bovenkant van de pagina
Zoeken op deze website

Contact