|
|
|
De tak Jan Thomas van de IJsselsteinse familie
Hendrik Beijen (1847-1886), soldaat in Indië |
Veel woonplaatsen in Zuid- en Noord-HollandHendrik Beijen (12.21) was een zoon van Gerrit Beijen en Dirkje Hoogendoorn, die genoemd worden aan het eind van de pagina Maarten Beijen (1774-1834) en zijn kinderen.Hendrik werd in 1847 geboren in Bodegraven. Tot 1872 woonde hij met zijn ouders en een aantal andere nog thuis wonende kinderen op de ouderlijke boerderij. Daarna woonde en werkte Hendrik in een groot aantal andere plaatsen in Zuid- en Noord-Holland: Zwammerdam (1872-1873), Aarlanderveen (1873-1874), Alphen (1874-1875), Ursem (1875), Alkmaar (1875) en Uithoorn (1875-1876). In de bevolkingsregisters van die plaatsen werd hij aangeduid als veehoudersknecht, dienstbode (een woord dat vroeger ook voor mannen werd gebruikt) of werkman. In mei 1876 ging Hendrik op de boerderij van zijn zuster Cornelia en haar man Johannes de Bruijn in Ter Aar wonen. In het bevolkingsregister van Ter Aar werd hij eerst als werkman en later als koopman aangeduid. Volgens dat register vertrok hij in maart 1877 naar Harderwijk, maar in werkelijkheid was hij op dat moment al aan de andere kant van de wereld. Getekend voor dienst in IndiëHendrik zag kennelijk weinig perspectief in Nederland. Op 13 december 1876 ondertekende hij in Rotterdam een contract om als vrijwillig soldaat dienst te nemen bij de troepen in Nederlands-Indië.Nederland had veel militairen nodig om dienst te doen in de uitgestrekte koloniën, vooral in Oost-Indië. De Grondwet verbood destijds uitzending van dienstplichtige militairen naar andere werelddelen. Het leger in Indië was dus een beroepsleger. Voor aanvullingen van dat leger (de 'suppletie-troepen') werden vrijwilligers geworven in Nederland en andere Europese landen, maar ook in Indië zelf. De werving was gericht op ongehuwde mannen van 18 tot 36 jaar uit de armere delen van de bevolking. Ze konden een vaste verbintenis aangaan voor twee tot twaalf jaar. Daar stond een hoge beloning tegenover: Hendrik kreeg bij zijn indiensttreding een handgeld van 300 gulden. Dat was meer dan het gemiddelde jaarloon van een landarbeider in die tijd. Naar HarderwijkDe aangeworven mannen werden opgeleid voor het leger in een legeronderdeel in Harderwijk dat bekend stand als het Koloniaal Werfdepot. Hendrik arriveerde daar op 18 december 1876. Hij werd ingschreven in het stamboek:![]() De namen van zijn ouders, zijn geboortedatum en geboorteplaats, zijn lengte (1,68 meter) en een aantal andere uiterlijke kenmerken werden vastgelegd. Zo had hij een ovaal gezicht, blauwe ogen, blond haar en een kleine neus. Ook stond er: Bij het Koloniaal Werfdepot den 18 December 1876 aangekomen zijnde te Rotterdam den 13 December 1876 vrijwillig geengageerd als soldaat voor zes jaren bij de koloniale troepen, ingaande met den dag van inscheping, met f 300 handgeld. ![]() De reis naar IndiëIn het stamboek staat verder: De 13 Januari 1877 te Nieuwediep overgegaan aan boord van het Stoomschip Conrad bestamd naar O.I.![]() Den Helder werd vroeger vaak Nieuwediep genoemd. In het dagblad De Standaard stond een bericht over het troepentransport: ![]() De reis naar Indië ging via het Suezkanaal, dat toen tien jaar oud was. De Conrad arriveerde op 27 februari 1877 in Batavia. Soldaat in IndiëNa aankomst in Batavia werd Hendrik net als de andere overgebrachte soldaten ingeschreven in een nieuw stamboek. Helaas wordt daarin niet vermeld bij welk legeronderdeel hij werd ingedeeld en bij welke gevechten en andere taken hij werd ingezet.Wel staat in het eerste stamboek dat Hendrik op 3 februari 1886 in Panteh Perak is overleden. Dat was negen jaar na zijn aankomst. Hij had zijn contract dus kennelijk na de eerste zes jaar verlengd. ![]() In Panteh Perak, in het noorden van Atjeh, het noordelijk deel van het eiland Sumatra, stond in de koloniale tijd een groot militair hospitaal. Het is vrijwel zeker dat Hendrik Beijen daar is overleden. Hendrik deed dienst in de tijd van de Atjeh-oorlog, die met onderbrekingen van 1873 tot 1904 heeft geduurd. De oorlog eiste aan beide kanten talloze slachtoffers. Volgens onderzoekers overleden er meer militairen aan ziektes als cholera, buiktyfus en beriberi dan tijdens gevechten. De kans is dus groot dat Hendrik aan een ziekte is overleden. Volgens het stamboek heeft het Gouvernement-Generaal in Indië aan het ministerie van Koloniën in Den Haag meegedeeld dat Hendrik bij zijn overlijden niets heeft nagelaten. Dat bericht is overgebracht aan de belanghebbenden, waarschijnlijk de familie in Bodegraven. Het zal wel gelopen zijn via de burgemeester. |
De volgende pagina De voorpagina |
Het inhoudsoverzicht De bovenkant van de pagina |
Zoeken op deze website Contact |