De familiesite Beijen/Beyen
door Laurens Beijen
De voorpagina
Het inhoudsoverzicht
De volgende pagina
De vorige pagina
De voornamenlijst
De fotogalerij
Zoeken op deze website
Reacties of vragen

De oudste generaties van de IJsselsteinse familie

Dirck Janszoon Beijen

Dirck en Jannichgen

Dirck Janszoon Beijen (3.1) is de eerste Beijen over wie redelijk wat informatie bekend is. Hij leefde van omstreeks 1560 tot omstreeks 1630. Zoals op de vorige pagina werd vermeld, was hij hoogstwaarschijnlijk een kleinzoon van Dirck Janszoon die in 1530 schepen van IJsselstein was.
Dircks exacte geboortejaar is niet bekend: er zijn geen doopregisters uit die tijd. De oudste akte die ik over hem ben tegengekomen is van 1589. Hij kocht toen een huis in de Benschopperstraat in IJsselstein. Uit de akte blijkt dat hij getrouwd was met Jannichgen (Jannecken) Jansdochter, die in andere akten doorgaans werd aangeduid met de achternaam Holl. Volgens de akte hadden Dirck en Jannichgen toen nog geen kinderen; hun huwelijk is vermoedelijk niet al te lang daarvoor gesloten.
Kinderen kwamen er later wel, al zijn er ook van hen geen geboortejaren bekend. Zij komen aan de orde op de volgende pagina.



In 1599 had het gezin kennelijk meer ruimte nodig: toen kocht Dirck een groter huis aan de zuidkant van de Benschopperstraat, tegenover het Ewoutsgasthuis. De situatie is hierboven aangegeven op een plattegrond van Blaeu uit 1652 (waarop het noorden voor de verandering linksonder staat). De vermoedelijke plaats van het huis van Dirck en Jannichgen is met rood aangegeven. De plattegrond is niet exact; in werkelijkheid was er een steegje tussen dat huis en het huis rechts ervan.
Voorzover bekend zijn Dirck en Jannichgen de rest van hun leven in dit huis blijven wonen.

Glazenier, aannemer, belastingpachter, vuurschouwer, schutmeester, waagmeester, schepen...

Dirck Janszoon Beijen moet een actieve, ondernemende man zijn geweest. Zijn hoofdberoep schijnt glazenier ("glaesmaecker") te zijn geweest; er zijn veel vermeldingen bekend van opdrachten die hij kreeg. Daarnaast was hij, misschien op bescheiden schaal, ook aannemer: in 1616/1617 kreeg hij de opdracht voor het bestraten van de vloer van de Waag.

    
    
Hij had ook andere manieren om zijn geld te verdienen. Vanaf 1598 trad hij in diverse jaren op als pachter van de stedelijke accijnzen. Hij betaalde een tevoren afgesproken bedrag aan het stadsbestuur en kreeg in ruil daarvoor het recht om de accijnzen te innen. Vooral de heffing op bier en andere alcoholische drank bracht veel op.

Dirck vervulde ook de nodige nevenfuncties. Hij wordt bijvoorbeeld als vuurschouwer genoemd in de akte van 16 november 1593 waarin prinses Maria van Nassau, de oudste dochter van Willem van Oranje, de burgemeesters, schepenen, kerkmeesters, gasthuismeesters en vuurschouwers van IJsselstein voor het jaar 1594 aanwees. Vuurschouwers waren functionarissen die moesten toezien op de brandveiligheid. Rechtsboven staan de namen van de vuurschouwers: Aelbert Geeritsz. Cruijff, Claes Philipsz. Wiltschut, Hans Aertsz. Landtbode en Dirck Jansz. Beijen. Eind 1594 werd Dirck opnieuw voor een jaar tot vuurschouwer benoemd.

Dirck was ook lid van de schutterij. Gedurende een aantal jaren was hij schutmeester (hoofd van de schutterij). Omdat het stadsbestuur de schutterij het recht had gegeven om de Stadswaag te exploiteren, had Dirck ook daar een vinger in de pap. Waarschijnlijk was hij nauw betrokken bij de nieuwbouw van de Waag in 1598/99. Het gebouw, dat nog steeds bestaat, stond schuin tegenover Dircks huis in de Benschopperstraat. Op de gevelsteen staat "1599 weecht wel doet ellick recht" (weeg goed, doe ieder recht). Een aantal jaren was Dirck zelf waagmeester (pachter van de Waag).

In de periode 1610-1619 was Dirck onafgebroken schepen van IJsselstein. Hiernaast staat een afbeelding van het zegel dat hij als schepen gebruikte. Het is gehecht aan een akte uit 1617. Het wapen met het hertengewei staat niet, zoals op het zegel van zijn grootvader uit 1530, midden op het zegel, maar onderaan.

Een driftkop

Het notulenboek van de kerkenraad van IJsselstein werpt een bijzonder licht op het karakter van Dirck Beijen. In 1623 werd er gesproken over de groote hevicheijt van dirck Beijen alsmen hem aensprack. Waarschijnlijk was Dirck nogal driftig en kon hij slecht tegen kritiek. Omdat vermaningen van de kerkenraad niet hadden geholpen werd afgesproken om aan niemand minder dan de drossaard van IJsselstein te vragen om met Dirck te praten. Gehoopt werd dat Dirck dankzij de autoriteit van de drossaard zou inbinden.
Helaas is niet bekend hoe dat precies is gegaan, maar kennelijk is er een oplossing bereikt en wilde men de zaak discreet afsluiten. Dat blijkt uit een kanttekening in het notulenboek: Dese voorgaende bladeren inhoudende eenige twisten Dirck Beijen sijn met goetvinden des kerkenraets wtgesneden. Er zijn inderdaad enkele pagina's verwijderd.

Het testament uit 1629

Op 9 augustus 1629 lieten Dirck en Jannichgen schout en schepenen bij zich thuis komen om een testament te maken:
Huijden den ixden Augusti a[nn]o 1629 ouden Stijll, sijn wij, Tobias van Helmont, Schout, Roeloff van Meerlant ende Jan Hoefsmit, Sche[penen] der Stede IJselsteijn, metten Secret[aris] ontboden te comen ten huijse van Dirck Jansz. beyen, borger ende out Schepen der voors[eide] Stede, alwaer voor ons in eijgener p[er]soon zijn verschenen, den voorn[oemde] Dirck Jansz. beyen, en Jannichen beyen sijn huysvrou[w], sijnde den voorn[oemde] Dirck beyen sieckel[ijck] van lichae[m], ende Jannichen zijn huysvrou[w] cloek ende gesont, te beijden hare uijtterl[ijcke] ende innerl[ijcke] sinnen onses oordeels machtich nae behoren. Ende verclaerden sij comp[aran]ten ons ontboden te hebben, ten eijnde (...., enz.)
In het testament bepaalden Dirck en Jannichgen, zoals gebruikelijk, dat de langstlevende het vruchtgebruik van de boedel zou hebben. Hun kinderen waren de erfgenamen; daarbij kwamen de kinderen van hun overleden zoons Jan en Harmen als erfgenamen in de plaats van hun vaders. Hun zoon Gijsbert Beijen en hun schoonzoons Antonis van Appeldoorn en Cornelis van der Schuer werden als voogden over die kinderen aangesteld.
Omdat Dirck op dat moment "sieckelijck" was en er verder geen vermeldingen van hem bekend zijn, is hij waarschijnlijk kort daarna overleden. Zijn weduwe Jannichgen overleed in of na 1645.

   De volgende pagina

De voorpagina
Het inhoudsoverzicht

De bovenkant van de pagina
Zoeken op deze website

Reacties of vragen